Ooit schreef Koen Holtzapffel voor Tijd&Taak een artikel over de eerste naoorlogse premier van Nederland, Willem Schermerhorn, onder de titel “De worsteling van een politicus”. Met extra interesse las hij daarom de vuistdikke, gedetailleerde politieke biografie van Herman Langeveld over de minister-president van Herrijzend Nederland, De man die in de put sprong. Willem Schermerhorn 1894-1977.
Fatsoenlijk, redelijk en onkreukbaar, maar in de slangenkuil van de dagelijkse (partij)politiek spoedig ten onder gegaan. Zo luidt het ook door Langeveld onderschreven oordeel over deze bevlogen politicus. Schermerhorn was bevriend met Banning, ontleende het nodige aan diens personalistisch-socialistische gedachtegoed en richtte samen met hem in 1945 de Nederlandse Volksbeweging op. Hij werd symbool van opkomst én mislukking van de Doorbraak, de poging de vooroorlogse partijpolitieke verhoudingen te vernieuwen en de confessionele arbeiders te verleiden tot een stem op de nieuwe doorbraakpartij PvdA. Als teken van die mislukking ruimde Schermerhorn al na een jaar premierschap het veld. De vooroorlogse SDAP’er Drees werd het echte gezicht van de PvdA.
De boerenzoon Schermerhorn, remonstrant en vrijzinnig-democraat, was voor de Tweede Wereldoorlog vooral bekend als Delfts hoogleraar luchtkartering (kaarten maken met luchtfoto’s). In de jaren dertig betrad hij het maatschappelijk-politieke leven door voorzitter te worden van het anti-totalitaire Eenheid door Democratie. Dat voorzitterschap bracht hem in 1942 in het Duitse gijzelaarskamp Sint Michielsgestel. Het werd politiek gezien zijn finest hour. Hij nam er deel aan het beraad van een intellectuele voorhoede over de toekomst van bevrijd Nederland. Als inspirerend en verbindend leider van de gegijzelden kreeg hij groot gezag. Koningin Wilhelmina zag in 1945 in hem, veel meer dan in Drees, de vernieuwer die zij zocht, juist ook op geestelijk gebied. Mede door haar invloed kreeg hij de leiding over het eerste naoorlogse kabinet van ‘herstel en vernieuwing’. Als gezegd was Schermerhorns premierschap vanwege de mislukte doorbraakverkiezingen van 1946 (de PvdA kreeg niet de verwachte meerderheid) reeds na één jaar ten einde. Als voorzitter van de Commissie-Generaal mocht hij nog een jaar lang zijn tanden stuk bijten op de complexe vraag hoe, zonder oorlog, te komen tot een nieuwe staatkundige verhouding tussen Nederland en de Indonesische Republiek. Ook hier lag mislukking en spoedig vertrek in het verschiet. Indonesië werd de put waarin de politicus Schermerhorn verdronk, de Eerste Kamer resteerde.
Langeveld ontleent de titel van zijn boek aan het bezoek van Schermerhorn aan koningin Wilhelmina, waarbij zij hem vroeg (samen met Drees) de formatie op zich te nemen. Het antwoord luidde: ”Majesteit, wie in deze put springt, is een verloren mens”. Vervolgens aanvaardde hij de opdracht. In de vijf delen van het boek krijgen de jaren 1938-1947, de kern van Schermerhorns politieke leven, terecht de meeste aandacht. Indachtig Schermerhorns imago als een zachtaardig man van goede bedoelingen, stelt Langeveld de vraag of dat beeld wel klopt. Hij constateert in bepaalde politieke situaties een disharmonie tussen hard- en zachtheid zonder daaruit diens snelle ondergang als politicus te willen verklaren.
Jammer genoeg laat de auteur Schermerhorns artikel ‘Vuile Handen’ in het blad Wending (1961) onvermeld. Het geeft een mooi inzicht in de worstelingen van een ethisch bevlogen wetenschapper in de politieke praktijk. Daaruit één citaat dat aan actualiteit niets heeft ingeboet: “Een houding aanvaarden met het oog op verstandelijke overweging, ontleend aan de bestaande politieke orde doch tegen de inspraak van het geweten in, laat een mens staan met vuile handen, omdat hij noch consequent ethicus, noch consequent politicus vermocht te zijn”.
Dankzij Langeveld heeft dit zondagskind in de politiek nu de biografie die het verdient!
Door Koen Holtzapffel