De Bijbel, de Koran en de Thora zijn geen verkiezingsprogramma’s. Toch laten veel progressieven zich politiek inspireren door hun geloof. Zeventig jaar geleden was er bij de oprichting van de Partij van de Arbeid zelfs sprake van de droom van een ‘Doorbraak’: één partij voor progressieve katholieken, protestanten, sociaaldemocraten en liberalen die het politieke bestel van voor de Tweede Wereldoorlog op de schop zou nemen. Wat is er, anno 2016, over van die droom?
Door Jan Seeleman
Om een antwoord te vinden op deze vraag organiseerde de Banningvereniging op woensdag 11 mei in de Rode Hoed een conferentie waar zowel terug- als vooruitgekeken werd. De avond werd geopend door gespreksleider Gerdi Verbeet. Met een herinnering aan het socialisme van haar vader en haar moeder werd de toon direct gezet. Voor mensen met een religieuze achtergrond was, alle plannen voor een doorbaak ten spijt, een keuze voor het socialisme nooit vanzelfsprekend. Nog in 1954 verordineerde de Nederlandse bisschoppenvergadering de gelovigen nog eens ernstig bij het eigen geweten te rade te gaan of een stem op de PvdA voor een katholiek wel acceptabel was. Het was aan aartsbisschop Bernard Alfrink te danken dat een stem op de partij niet op straffe van het onthouden van de sacramenten werd verboden. Tekenend voor het religieuze landschap in Nederland was dat een aanzienlijk aantal protestantse voorlieden zich in ieder geval bij deze conclusie uit het bisschoppelijk mandement aansloot. Ook voor hervormden en gereformeerden was een stem op een sociaaldemocratische partij lange tijd onbespreekbaar.
Een brug naar de dag van vandaag was vervolgens snel geslagen. Want nadat in de jaren zestig kerk en religie als factor van betekenis uit de Nederlandse politiek verdwenen leken, is de discussie over de verhouding tussen religie en politiek in het algemeen en tussen sociaaldemocratie en levensovertuiging in het bijzonder weer terug op de agenda. Dat bleek ook wel uit een kort gesprek van Verbeet met Maarten van den Bos, winnaar van de Banningprijs 2016. Thema was dit jaar ‘Links én religieus?’. In zijn essay betoogde Van den Bos dat politici in Nederland overvraagd worden. Naast zorgen voor goed bestuur en het vertalen van belangen in politieke actie wordt van hen ook verwacht dat zij een visie hebben op de toekomst van Nederland en aan die visie vervolgens onverkort vasthouden. Dat gaat moeilijk samen. In het korte gesprek met Verbeet memoreerde hij de opvatting van Banning nog eens: een politieke partij is geen plaats voor dogmatische overtuigingen, maar een plek waar mensen met een verschillende levensovertuiging samenwerken om hun politieke idealen te realiseren. Het is een analyse die, volgens Van den Bos althans, het waard is ook vandaag de dag nog gehoord te worden.
Op het gesprek volgde een inleiding waarin Herman Noordegraaf terugkeek op de geschiedenis van de Rode Dominees. Rode Dominees, zo legde hij uit, waren predikanten die kozen voor de sociaaldemocratie of groepen ter linkerzijde daarvan. Waar het voor velen een diskwalificatie betrof, was het voor de dominees zelf een geuzennaam. Uiteraard verwees Noordegraaf naar Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de roemruchte voorman van de Sociaal Democratische Bond. Als predikant ging hij zich in 1878 ‘socialist’ noemen. Een jaar later stapte hij uit de kerk die, naar zijn overtuiging, de vooruitgang slechts in de weg stond. Velen maakten een andere afweging. Een voorbeeld was dominee J.T. Tenthoff – over wie onlangs een prachtige biografie verscheen van de hand van Aarnoud Schaake. Hij sympathiseerde met het socialisme, maar het lidmaatschap van de in 1894 opgerichte Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) was voor hem een stap te ver. Pas enkele jaren later zouden verscheidene predikanten, waaronder het latere Tweede Kamerlid G.W. Melchers, wel lid worden van de partij.
Middels tijdschriften als De Blijde Wereld en Tijd en Taak kwam Noordegraaf op de rol van Banning. Hij zag in de SDAP een brede volkspartij die open stond voor mensen met een verschillende levensovertuiging die konden instemmen met het beginselprogramma. Al in de jaren dertig maakte de partij onder leiding van onder meer Banning de weg vrij voor een gemakkelijker toetreden van mensen met een religieuze overtuiging. De jaren na de oorlog, met de oprichting van de Partij van de Arbeid, wezen echter uit dat een stem op deze partij voor veel gelovigen nog een brug te ver was. Waarom toch die animositeit tussen kerk en socialisme, zo vroeg Noordegraaf zich hardop af. Het antwoord zocht hij in de grote verschillen in maatschappijvisie tussen de verschillende kerken en het socialisme. Daarbij was een predikant een publiek figuur, in veel dorpen en steden net zo bekend als de burgemeester en de arts. Een overgang naar het socialisme van een van hen trok de aandacht, reden temeer voor de kerken een dergelijke overgang niet te bespoedigen.
Op de heldere inleiding van Noordegraaf volgde een interview met historicus Bram Mellink. In zijn bijdrage sprak hij opnieuw over de rol van Banning, maar ging hij ook in op de andere kant van het politieke spectrum. Volgens Mellink begon na de oorlog ook het liberalisme aan een heroriëntatie. De geschiedenis van het vandaag de dag zo veelgebruikte begrip ‘neo-liberalisme’ begon hier, in deze jaren, in de marge van het politieke debat. Vervolgens ging Mellink in op de politieke polarisatie van de jaren zestig en zeventig, waarvoor naar zijn overtuiging de basis gelegd was in deze naoorlogse jaren. Het waren boeiende inzichten die het verdienen nog eens nader verkend te worden. Wordt vervolgd.
Na de pauze was het vervolgens tijd voor een forum waarin ‘rode priester’ Huub Oosterhuis, rabbijn Tamarah Benima, theoloog Mohamed Ajouaou, humanistisch geestelijk verzorger Ben van Remmerden en remonstrants predikant Koen Holzapffel elk op hun eigen manier ingingen op de vraag hoe zij hun overtuiging vertalen in publieke en politieke betrokkenheid. Ook was er ruimte voor gesprek met de zaal. Onder leiding van Verbeet werden de thema’s die voor de pauze ter sprake gekomen waren nader verkend.
Na een inspirerende avond gingen de bezoekers huiswaarts. Met meer nieuwe vragen dan antwoorden wellicht, maar ook met het gevoel dat het gedachtegoed van de Rode Dominees het waard is opnieuw ontdekt en uitgedragen te worden.