Sinds het uitbreken van de coronacrisis is er volop nagedacht over wat dit kan betekenen voor de klimaatcrisis. Bij PvdA Duurzaam, het ledennetwerk van de PvdA dat zich met duurzaamheidsproblematiek bezighoudt, hebben we hier ook bij stilgestaan. Vlak nadat de coronacrisis begon en een jaar later opnieuw. Dit essay is geïnspireerd door diverse bespiegelingen op het klimaat na corona en heeft als doel een wenkend perspectief te bieden voor de sociaaldemocratie.
De sterke staat, die niet schuwt om in te grijpen in de economie, lijkt terug te keren. De lockdown heeft laten zien dat het mogelijk is om delen van de economie op stop te zetten in reactie op een wereldbedreigend fenomeen. Daar komt nog bij dat de (gedeeltelijke) rem op de economie gepaard ging met grote steunpakketten aan de getroffen sectoren. In maart 2020 bespraken we bij PvdA Duurzaam de mogelijkheid om de miljarden van volgende steunpakketten te verbinden aan vergaande vergroeningsplannen, en om bedrijven als KLM gerichte transitieplannen te laten maken als conditie voor verdere steun. Een jaar later spraken we weer met elkaar hierover, en inmiddels was duidelijk geworden dat er geen vergroeningscondities waren gesteld. En dat terwijl de Duitse overheid inmiddels wel miljarden van haar steun geoormerkt had voor een stimulering van elektrisch rijden.
Toch meenden de leden dat het nog steeds mogelijk is om het momentum te benutten. We kunnen juist nu vaart maken met CO2– en kerosinebelastingen en met gerichte investeringen aan het spoor, zodat de luchtvaart niet meer terugkeert op het oude, vervuilende niveau. Het is natuurlijk maar de vraag of de staat sterk zal blijven. Gebaseerd op ervaringen uit het verleden lijkt dit overheidsingrijpen een tijdelijke crisismaatregel en geen trendbreuk in het beleid. Immers, na de bankencrisis in 2008 werden er ook grote sommen geld uitgegeven om de banken te nationaliseren, waarop snoeihard bezuinigingsbeleid volgde om hiervoor te compenseren – beleid waar de PvdA tussen 2012 en 2017 aan heeft bijgedragen.
Het (langzaam) veranderende economische discours over begrotingsdiscipline en de rol van de overheid doet hopen dat het nu anders gaat. De economen Stephanie Kelton en Mariana Mazzucato brachten beiden middenin de coronacrisis een boek uit. Kelton schreef The Deficit Myth, dat kanttekeningen plaatst bij de obsessie van overheden om het begrotingstekort terug te dringen. Daarbij sluit ze aan bij iets wat Nederlandse economen als Dirk Bezemer, Coen Teulings en Irene van Staveren al eerder betoogden in diverse opiniestukken in Nederlandse kranten zoals Trouw en NRC. Mazzucato schreef Mission Economy, waarin ze voortborduurt op eerder werk waarin ze boekstaafde dat overheidsinvesteringen cruciaal zijn voor innovatie. In dit boek ijvert ze voor planmatige interventies in de economie om onder andere problemen zoals klimaatverandering tegen te gaan. Hoewel deze inzichten onder economen niet onomstreden zijn, sluit het aan bij de veranderende tijdsgeest. Ook de verkiezingsprogramma’s van de PvdA en GroenLinks maken duidelijk dat grote investeringen niet geschuwd moeten worden om een duurzame transitie mogelijk (en rechtvaardig) te maken. Met name de oproepen voor transitiefondsen, onder andere voor de landbouw, lijken een trendbreuk te impliceren met het bezuinigingsbeleid van weleer.
Het versterken van de fundamenten
Maar de coronacrisis heeft ook laten zien dat simpelweg het openzetten van de geldkraan niet alles oplost, zeker niet als de fundamenten van de staat door datzelfde bezuinigingsbeleid zijn aangetast. Schrijver en acteur Ramsey Nasr schreef de De Fundamenten, waarin hij reflecteert op wat we kunnen leren van de coronacrisis voor de nakende klimaatcrisis. Hij schrijft dat we de fundamenten van onze samenleving, zoals zorg en onderwijs, als ornamenten zijn gaan beschouwen, versiersels waar we niets voor hoeven te doen. Tijdens de coronacrisis bleek hoe kwetsbaar én noodzakelijk deze fundamenten zijn.
Bij PvdA Duurzaam kwam dit thema ook terug, zowel in 2020 als in 2021. Lange tijd hebben we hoogwaardige zorg en genoeg voedsel in onze supermarkten als vanzelfsprekend beschouwd. De coronacrisis heeft ons laten zien dat dit niet automatisch zo is. Het ontbreken van voldoende testcapaciteit, beademingsapparatuur, productiecapaciteit om op grote schaal mondkapjes te maken; dit alles maakte ons in het begin van de coronacrisis enorm kwetsbaar. En hoewel het voedselsysteem uiteindelijk grotendeels overeind bleef, bleek dat ook lange logistieke aanvoerlijnen kwetsbaar zijn. Deze kwestie is zeer relevant bij een klimaatramp, die talloze dreigingen biedt aan dezelfde aanvoerlijnen. De Braziliaanse schrijver Alex Hochuli schreef onlangs een stuk in het tijdschrift American Affairs waarin hij betoogde dat de coronacrisis de westerse wereld laat inzien dat we aan het einde van de End of History-ideologie zijn gekomen, de these van Francis Fukuyama dat de westerse verworvenheden eeuwigdurend en onkwetsbaar zijn. Hochuli stelt dat de coronacrisis aan het licht heeft gebracht dat juist de Global North in toenemende mate op de Global South begint te lijken, met groeiende ongelijkheid, flexibilisering van de arbeidsmarkt, de val van de middenklasse, maar ook een uitgehold neoliberaal overheidsapparaat dat veel moeite had om de coronacrisis te bezweren.
In een recent artikel in de Correspondent, Hoe kwetsbaar Europa is leer je van een broodrooster, betoogt Maurits Martijn dat er, omdat we in Europa zoveel productie uitbesteden, een groot gebrek is aan parate kennis over hoe alle verworvenheden die we zo waarderen daadwerkelijk technisch in elkaar steken. Daarom is het ook zo lastig om fundamentele zaken weer zelf te gaan leveren wanneer de nood eenmaal aan de man is; dan is het vaak al te laat. Ook in de klimaatcrisis speelt dit een rol, aangezien er een groot tekort is aan technische mensen om bijvoorbeeld de energietransitie vorm te geven. Tegelijkertijd biedt de duurzaamheidstransitie ook kansen om deze kwetsbaarheid te verkleinen. De klimaatcrisis kent zijn eigen fundamenten zoals hernieuwbare en betaalbare energie en warmte, en een gezond en veerkrachtig voedselsysteem. Door zelf de expertise en kennis op te bouwen en te bestendigen voorkomen we nieuwe afhankelijkheden in de toekomst. Een sterke staat, die investeringen niet schuwt, kan deze fundamenten versterken.
Internationale solidariteit en bestaanszekerheid
De hernieuwde aandacht voor onze fundamenten en de afhankelijkheden die bestaan ten opzichte van de rest van de wereld, is geen vrijbrief om ons af te keren van de problematiek buiten onze landsgrenzen. Zowel de corona- als de klimaatcrisis is grensoverschrijdend en roept nieuwe vragen op over onze verhoudingen ten opzichte van de rest van de wereld. De relatie van de Global North met de Global South is al enige tijd scheef, iets wat door de coronacrisis weer extra voor het voetlicht is gebracht. Antropoloog Jason Hickel heeft hier veel onderzoek naar gedaan. In 2021 stond een artikel van hem in het tijdschrift New Political Economy, waarin hij aantoonde dat in één jaar tijd goedkope grondstoffen ter waarde van 2,2 biljoen dollar in westerse prijzen van het zuiden naar het noorden vloeien, genoeg om vijftien keer de mondiale armoedeproblematiek op te lossen. Een jaar eerder schreef hij voor The Lancet Planetary Health een artikel waarin hij liet zien dat 92 procent van de mondiale klimaatemissies afkomstig zijn van de Global North. Kortom, niet alleen draagt de Global South slechts een fractie bij aan de totale ecologische voetafdruk van de wereld, het is ook nog altijd het wingewest van de Global North. Tijdens de coronacrisis werd deze verstoorde verhouding pijnlijk duidelijk, met de ongelijkheid ten aanzien van hulpmiddelen tegen de pandemie, met eerst de mondkapjes en later de vaccins. De filosoof Peter Sloterdijk vergeleek recentelijk in een interview met Noema Magazine de coronacrisis en de klimaatcrisis als een poging van de ene groep om zichzelf te ‘immuniseren’ en dus te beschermen ten koste van een andere groep door de externe kosten op diegene te verhalen. Hij riep op tot co-immunisme, om juist de volledige wereld te beschermen tegen de rampen die nog komen.
Dit leidt echter wel tot een dilemma voor de sociaaldemocratie. Socioloog en filosoof Bruno Latour verwoordde het in zijn reflectie op de coronacrisis treffend:
Zo was er bijvoorbeeld een Nederlandse bloemenkweker op televisie, met tranen in zijn ogen, omdat hij enorme hoeveelheden kant-en-klare tulpen had moeten weggooien die hij door gebrek aan klanten niet meer per vliegtuig over de hele wereld kon versturen. Natuurlijk kunnen we niet anders dan met hem meevoelen, en het is alleen maar eerlijk dat hij wordt gecompenseerd. Maar toen de camera zich terugbewoog naar de tulpen die hij onder kunstlicht uit de grond laat groeien, alvorens ze af te leveren aan de vrachtvliegtuigen van Schiphol waar de kerosine uitregent, maakte het dat je je afvraagt: Maar is het echt nodig om deze manier van het produceren en verkopen van dit type bloem te verlengen?
(Vertaling: Esmé Bosma en Marieke Hoogwout)
Met andere woorden, er is in een klimaatbestendige economie geen ruimte meer voor kerosineslurpende tulpenhandel, maar wat rest dan de tulpenhandelaar? Net als de coronacrisis vergt de klimaatcrisis op de korte termijn grote ingrepen in de economie, die op zijn beurt ook de burger treffen. Anders dan de coronacrisis is het niet tijdelijk, maar permanent. Bovendien vergt deze transitie een heroriëntatie op waarde, niet alleen economisch maar ook cultureel. Dat wat nu inkomen, werk en status oplevert, heeft misschien geen plaats meer in een klimaatbestendige economie. Dit leidt tot een lastig dilemma voor de sociaaldemocratie. Enerzijds staat zij voor de bestaanszekerheid van de burger en dan met name de burger met een kleine portemonnee. Anderzijds staat zij ook voor internationale solidariteit en daarmee ook voor het opkomen voor de Global South.
Ook bij PvdA Duurzaam leidde dit tot felle discussies, onder andere over de wenselijkheid van het kwijtschelden van schulden van landen die nog altijd in een afhankelijkheidsrelatie zitten met Nederland. Lang niet alle leden zijn daar een voorstander van. Desondanks hoeft de bestaanszekerheid van de Nederlandse burger niet noodzakelijkerwijs op gespannen voet te staan met internationale solidariteit. Jason Hickel heeft hiervoor onlangs een aanzet gegeven in zijn boek Less is More. Hierin zet hij zijn ‘ontgroei’-visie uiteen. Anders dan vaak wordt gedacht is het breken met economische groei niet hetzelfde als het inleveren van welzijn in de Global North ten faveure van de Global South. In tegendeel. Volgens Hickel is er een grens aan de hoeveelheid welzijn die kan worden gehaald door een hoger inkomen. In ontwikkelde landen leidt meer economische groei juist tot verlies van welzijn, door onder andere toenemende economische ongelijkheid, stress en slaapverlies door overwerken, en ziektes zoals diabetes door een ongezonde levensstijl. Daar komt nog bij dat meer inkomen niet leidt tot meer geluk. Meer ongelijke samenlevingen consumeren meer, maar zijn niet gelukkiger dan meer gelijke samenleving met een lager inkomenspeil.
Volgens Hickel is niet het inkomenspeil indicatief voor welzijn, maar publieke voorzieningen, zoals toegang tot hoogwaardig onderwijs, zorg, kinderopvang en sociale voorzieningen op buurtniveau. Laten dit nou net de fundamenten zijn die we de laatste jaren als ornamenten zijn gaan beschouwen, en die we door bezuinigingen, privatiseringen en decentralisaties steeds verder hebben laten afkalven. Door meer te investeren in publieke voorzieningen en werkweken te verkorten, alsmede economische ongelijkheid te verkleinen, worden we minder afhankelijk van schadelijke (over)consumptie om in ons welzijn te voorzien. Zo beschouwd zijn het terugbrengen van economische groei en het versterken van onze fundamenten geen tegenstellingen, maar versterken ze elkaar juist. Het nemen van vergaande maatregelen om schadelijke consumptie en vervuilende sectoren terug te dringen kan gepaard gaan met het versterken van de fundamenten om deze transitie dragelijk te maken. Deze fundamenten vervangen dan niet zozeer schadelijke consumptie, maar nemen uiteindelijk de vraag ernaar weg. Een lastige factor in het ontgroeiverhaal is dat destructieve consumptie, van biefstukjes tot Benidorm, voor veel mensen nu voelen als een verworvenheid en een teken van welvaart. De vraag is of minder werken, meer inkomen en betere zorg voldoende vooruitzichten bieden om deze verworvenheden op te geven.
Corona, klimaat en de sociaaldemocratie
Wat betekent dit voor de sociaaldemocratie in het herstel na corona? De terugkeer van de sterk(er)e staat, en daarmee een ruimer begrotingsbeleid, lijkt prima te rijmen met de huidige koers van de PvdA. Het is echter zaak voor linkse partijen om niet verblind te worden door de schone schijn van (groene) herstelfondsen. De strijd tussen links en rechts op het gebied van begrotingsbeleid lijkt zich de komende jaren toe te gaan spitsen op het verschil tussen incidentele en structurele investeringen. Dat is nu al terug te zien in het onderwijs, waar het huidige demissionaire kabinet met een incidenteel steunbudget is gekomen maar waar linkse partijen voor structurele hogere lonen van leraren blijven ijveren. Zolang de PvdA de focus blijft houden op het versterken van de fundamenten, en instrumenten als transitiefondsen niet uitruilt maar gepaard laat gaan met structurele investeringen in de publieke sector, zou dit goed moeten komen.
Tegelijkertijd zijn er zorgen wat betreft het klimaat. Ook dit keer is, ondanks stevig aandringen van PvdA Duurzaam, duurzaamheid als een afzonderlijk thema in het verkiezingsprogramma van de PvdA behandeld. In de verkiezingen heeft de PvdA zich er nauwelijks op geprofileerd, hetgeen te maken kan hebben met de samenwerking met GroenLinks dat vaker als ‘issue-owner’ op dit thema wordt gezien. Echter, de duurzaamheidstransitie is niet los te zien van de fundamenten van onze samenleving en de publieke sector zoals wonen, werk, inkomen en de zorg. Voor de transitie naar meer duurzame energie zijn elektrotechnici nodig om onder andere zonnepanelen te installeren, nieuwe verwarmingstechnieken te ontwikkelen, te plaatsen en te onderhouden, hetgeen een enorme omscholingsoperatie vereist. Daarnaast kan de energietransitie een enorme bijdrage leveren aan het beter betaalbaar maken van wonen, bijvoorbeeld door het grootschalig isoleren van huizen. Tot slot zorgen de excessen van het huidige landbouwbeleid voor talloze gezondheidsrisico’s, van Parkinson tot hartfalen, nog los van het gevaar van nieuwe pandemieën doordat dieren dicht op elkaar leven.
Kortom, het is zaak om de klimaatcrisis chefsache te maken als onderdeel van het coronaherstel. Dat hoeft niet ten koste te gaan van (de betaalbaarheid van) de zorg, wonen, en vele andere klassieke sociaalthema’s, in tegendeel. Door ze slim met elkaar te verknopen kan er een sterk, sociaal en groen perspectief ontstaan die het versterken van de staat, en de fundamenten van de samenleving laat samengaan met het aanpakken van de klimaatcrisis. Maar dat vereist wel dat de sociaaldemocratie zich positioneert als alternatief voor de liberale visie waar groene groei en innovatie een continuering impliceren van onze huidige consumptiemaatschappij. Een sociaaldemocratische visie zou daar ontgroei tegenover moeten te stellen, waar het vergroten van bestaanszekerheid en daarmee het herstellen van de fundamenten gekoppeld wordt aan het tegengaan van de klimaatcrisis. De uitdaging wordt dan om binnen deze nieuwe visie met de achterban in gesprek te gaan over hoe dit nieuwe verhaal zich verhoudt tot de oude verworvenheden. Alleen dan is de sociaaldemocratie toekomstbestendig in de wereld na corona.
Koen van der Gaast is als promovendus verbonden aan de Wageningen Universiteit en Aeres Hogeschool Almere, waar hij onderzoek doet naar duurzaam ondernemerschap in de voedselsector. Daarnaast is hij vicevoorzitter van PvdA Duurzaam. Dit artikel verscheen in Tijd en Taak, 2021, nummer 2.