Het is Vechten tegen de Bierkaai
Evelien van Roemburg is het hoofd van het EU-kantoor van Oxfam International, een non-profitorganisatie die zich inzet tegen internationale armoede. Eerder promoveerde ze met een onderzoek naar de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, was ze docent internationaal vluchtelingenrecht aan de Universiteit van Amsterdam, én zat ze in de Amsterdamse gemeenteraad namens GroenLinks. Piet Ruig sprak met haar over directe en indirecte impact, over haar werk als lobbyist, het belang van een ander narratief over migratie, en de nieuwe radicaal-rechtse coalitie in Nederland.
Door Piet Ruig
Een korte blik op je cv laat zien dat je op veel verschillende plekken in verschillende functies hebt gewerkt: als docent, onderzoeker, en campaigner, maar ook als politicus, en nu als leidinggevende bij een grote ngo. Is er iets dat al deze functies verbindt, of staan ze los van elkaar?
“Ik zie er een enorme rode lijn in: dat het mij altijd is gegaan over het een beetje beter maken van de wereld, in het groot, maar ook van de directe omgeving om mij heen. Ik denk dat dit geldt voor veel mensen, en dat kan op heel veel verschillende niveaus: door mantelzorg te verlenen of vrijwilliger te zijn bij de voedselbank of bij een hospice te werken. Dat laatste heb ik toen ik in Bussum woonde anderhalf jaar gedaan, ik kookte daar, dat was hartstikke mooi om te doen. Het hele hospice draaide op vrijwilligers die allemaal bezig waren met de vraag: hoe kan ik het nou voor mijn medemens een beetje beter maken? Die vraag is voor mij de rode draad in het leven, maar ook die van mijn ouders, mijn zus, en van mijn partner. Mijn ouders waren beiden verpleegkundigen, mijn zus is dat nu ook, ik kom uit een huis vol medische geschiedenis. Ik heb zelf natuurlijk een andere afslag genomen, maar voor hen was het helpen van mensen al erg belangrijk.”
Maar er is ook een groot verschil: als medicus heb je vaak een heel directe relatie met de zorg die je verleent, in een hospice is dat ook zo. Jij bent je daarentegen bij Oxfam gaan inzetten op een steeds grotere schaal, een steeds hoger abstractieniveau.
“Ik denk dat ik dat bewust heb gedaan. Ik vond het heerlijk, echt fantastisch om les te geven, dat doe ik ook nog steeds in mijn winterprogramma bij de UvA over migratie. Maar ik kreeg de behoefte om me bezig te houden met de grotere vraagstukken, en die proberen te beïnvloeden en te verbeteren. Dat kan als lobbyist. Natuurlijk is dat abstracter, je bent bezig met grote politieke systemen, maar ik had de behoefte daar een rol in te spelen. Alhoewel het beïnvloeden van EU-beleid natuurlijk ook weer niet zo heel abstract is, want wat de EU doet en de impact daarvan op de levens van mensen in Europa en daarbuiten is enorm concreet. De directe impact is alleen minder duidelijk dan voor een medicus die iemand beter maakt. Sommige veranderingen zie je pas na vijf of tien jaar. Dat is wel ingewikkeld aan deze baan, want waar haal je dan de motivatie vandaan? Waar blijf je de kracht en het uithoudingsvermogen vandaan halen om al die grote processen te beïnvloeden?
Al helemaal nu, lijkt me, gezien de huidige politieke ontwikkelingen.
“Ik word daar enorm strijdbaar van. Juist nu zijn lobbyisten die zich inzetten voor het beter maken van de wereld, die zich inzetten tegen klimaatverandering, tegen armoede zo belangrijk. Ik zou zeggen, juist met het aankomende kabinet moeten we blijven vechten tegen hun narratief, hun bijna zwakzinnige beeld van de wereld, en de makkelijke oplossingen die absoluut schijnoplossingen zijn. Ik word daar dus juist strijdbaar en boos van. Maar op een goede manier!
Waar haal je dan die kracht vandaan? Met name op migratie is de afgelopen jaren in Europa het discours steeds verder naar rechts opgeschoven, dat zie je ook terug in de nieuwe Europese migratiewet. Zijn er momenten waarvan je zegt: toen hebben we iets kunnen doen, hebben we impact gehad?
Op sommige dossiers wel, maar migratie is wel echt heel ingewikkeld. We hebben vaak gesprekken over hoe we op de een of andere manier niet aan de wanhoop ten onder gaan op dit dossier. Maar het blijft belangrijk voor organisaties zoals Oxfam dat je hier tegen blijft strijden, en zegt: het kan ook anders. Want op den duur geloof ik dat het beter kan. Waarschijnlijk wordt het slechter voordat het beter wordt, maar het wordt beter, dat kan niet anders. Daar moeten we ons aan blijven vasthouden. Op andere onderwerpen, zoals klimaat of vrouwenrechten, heeft de EU wel echt een aantal stappen genomen de afgelopen vijf jaar. Niet genoeg natuurlijk, maar het feit dat de EU überhaupt sterk heeft ingezet op klimaatbeleid; met de Green Deal en het terugdringen van emissies met 55% in 2030, dat is heel positief. Op vrouwenrechten en gender heeft de huidige commissie onder Ursula van der Leyen ook een aantal stappen gezet, met onder andere de richtlijn over beloningstransparantie [tegen de Gender-pay gap – PR]. Een ander positief punt is dat we nu een Europese wet hebben over Corporate Sustainable Due Diligence [De richtlijn maatschappelijk verantwoord ondernemen, die grote bedrijven verantwoordelijk stelt voor misstanden in hun hele productieketen, onderhandeld door onder andere PvdA’er Lara Wolters – PR]. Dat is een proces dat zes, zeven jaar geleden begon, en waar we heel hard voor gelobbyd hebben. Wederom is deze wet niet zo sterk en alomvattend als we graag hadden willen zien. Maar er is een wet, dat is een enorm succes voor progressieve organisaties. Én voor de rechten van werknemers. Er zijn dus echt wel successen geweest, dat is motiverend.
Hoe gaat dat in zijn werk, hoe probeert Oxfam aan dit soort wetten bij te dragen?
Wat Oxfam onder andere veel doet is bewijs aanleveren van onze programma’s wereldwijd. Bijvoorbeeld over de impact van bepaalde rechten in Peru of de invloed van bedrijven in Senegal. En zo laten zien: kijk, als we nou sterkere wetgeving hadden, dan was dit en dat niet gebeurd, of dan hadden we dit anders kunnen aanpakken. We merken dat die methode veel impact heeft, want dan zien bijvoorbeeld parlementariërs dat de EU’s doen en laten effect heeft elders. En dan moet je vasthouden en vooral veel met bondgenoten samenwerken, want als Oxfam alleen komen we er niet. Er zijn natuurlijk heel veel andere belangen, vanuit de lidstaten, maar ook vanuit bedrijven. Voor elke lobbyist die wij hebben, hebben zij er twintig, zo niet meer. Dus het is vechten tegen de bierkaai.
Dat is natuurlijk het stereotype over Brussel: dat lobbyisten van grote bedrijven een hele grote vinger in de pap hebben bij het maken van EU-wetgeving. Voer je met zulke sterke tegenstanders niet een strijd die niet te winnen is?
Nou, zoals je ziet hebben we gewonnen, want we hebben de wet [de richtlijn maatschappelijk verantwoord ondernemen – PR] gekregen! Wederom, er was echt heel veel weerstand van bepaalde bedrijfslobby’s, maar er waren ook veel bedrijven die deze wetgeving wel hebben gesteund; het is echt niet zo dat alle bedrijven altijd maar slecht zijn. Maar ja, soms is het lastig, er is natuurlijk wel verschil, ook over tot wie je toegang hebt. Ik praat niet wekelijks met Ursula van der Leyen, en ik kan me voorstellen dat zij wel in het telefoonboek staat van een aantal grote CEO’s. Maar slim campagne voeren, en druk uitoefenen, publiekelijk, dat helpt erg. Het is nog steeds een politiek-democratisch proces, en ze moeten verantwoording afleggen. Dat gebeurt voor een groot deel in het openbaar. Dat hebben wij aan onze kant, en moeten we blijven gebruiken.
Om toch nog over dat moeilijke dossier migratie te beginnen: je zei net dat het beter kan en beter moet. Kan je een beeld schetsen over hoe beter beleid eruitziet?
Ik ben enorm geïnspireerd door Arnhem en Paul Smeulders, de wethouder Financiën, Woningbouw en Asiel. Die doet het gewoon, en zegt: we weten dat vluchtelingen blijven komen, want er zijn nou eenmaal oorlogen en crises in de wereld, ook vlak bij ons, dus er zullen mensen zijn die op de vlucht zijn en in Nederland terechtkomen. Die moeten we een zo goed mogelijke start geven. We hebben ze ook nodig, er is genoeg werk, maar los daarvan hebben we een morele verplichting om gewoon goed voor ze te zorgen. Dus zegt hij, we gaan voor de komende dertig jaar duurzame huisvesting regelen voor 1700 vluchtelingen, veel meer dan moet op basis van de spreidingswet. We zorgen dat ze direct vanaf dag één meedoen, taalles krijgen, kunnen integreren. Het kan dus wél, als je politici en bestuurders hebt die snappen wat de realiteit is, en weten dat je ook op een goede manier met vluchtelingen en migranten kan omgaan. Zo zijn er meer voorbeelden, alleen zie je die niet zo vaak, ook omdat negatieve berichtgeving het beter doet dan positieve berichtgeving. Maar aan dat soort voorbeelden klamp ik me echt vast. Daar komt die hoop vandaan dat het op een gegeven moment beter moet gaan, ook omdat het niet zo heel veel slechter kan dan nu. Het Europese Migratie- en Asielpact is op alle niveaus een verslechtering van wat er was en lost geen enkel probleem op, want er zullen nog steeds mensen naar Europa willen komen. We krijgen nog meer doden in de Middellandse Zee, nog meer landen om ons heen die helemaal niet zitten te springen om de Europese manier van omgaan met asiel. Nog meer mensen in Europa die een valse start maken omdat ze te lang in heel slechte huisvesting zitten, die de taal niet spreken omdat ze niet vanaf dag één taalonderwijs hebben gehad. Zo creëren we een crisis. Toen er in 2015 veel Syrische vluchtelingen naar Europa kwamen werd dat een “vluchtelingencrisis” genoemd. Maar het was een politieke crisis, want we kunnen dat als Europa echt aan. Kijk maar naar de oorlog in Oekraïne, toen er in korte tijd meer dan 5 miljoen vluchtelingen naar de EU kwamen. Dat is nooit een Oekraïense vluchtelingencrisis genoemd, want we gingen het gewoon regelen. En dat kunnen we ook met andere vluchtelingen, als we het willen.
Ondertussen zie je steeds vaker dat linkse partijen het rechtse narratief over migratie overnemen, zoals de sociaaldemocraten in Denemarken en Sahra Wagenknecht in Duitsland, en ook Frans Timmermans hintte laatst op strenger migratiebeleid.
Het is ook echt ingewikkeld geworden om een positief verhaal over migratie of asiel te hebben. Het onderwerp is de afgelopen jaren zo sterk geassocieerd met rechts en extreemrechts, dat het heel lastig is om dat narratief nu weer om te buigen. Tegelijkertijd denk ik dat we het moeten doen. Misschien hebben we daar een eerste verkiezing last van, maar als we het niet doen blijft het een onderwerp waar alleen rechts zich op kan profileren. Je moet niet praten over migratie alsof dat hét probleem is. Het echte probleem in Nederland is de klimaatverandering en dat we daar absoluut niet op voorbereid zijn. Het echte probleem is dat er steeds meer armoede en ongelijkheid is, waar overigens geen enkele oplossing voor wordt geboden in het huidige hoofdlijnenakkoord. Je kan je inzetten op de kernoorzaken van de problemen in Nederland én daarnaast een positief verhaal vertellen over wat migratie ons brengt. Over hoe bijvoorbeeld mensen met circulaire visa kunnen helpen tegen tekorten in bepaalde beroepsgroepen in Nederland, zoals de kinderopvang, de zorg of de bouw. Dat er mensen kunnen komen die dat kunnen, en die dat willen, daar moeten we het over hebben. En natuurlijk moeten we dat goed reguleren, want in de migratieketen zie je ook veel uitbuiting. Maar dat lijkt me een klassiek links progressief verhaal. Overigens, het viertal partijleiders dat nu samenwerkt voor een coalitie heeft heel veel migratiegeschiedenis in hun eigen familie en omgeving. Dat zijn hele positieve verhalen van mensen die voor liefde, werk, of studie zijn gemigreerd, en hebben geprobeerd een beter leven voor zichzelf en hun familie te zoeken. Dat is een klassieke droom, dat is iets moois, iets goeds. Daar zouden we het veel meer over moeten hebben.
In je huidige rol bots je tegen politici op, probeer je ze te beïnvloeden of uit te dagen. Mis je het weleens om zelf weer politicus te zijn en “achter de knoppen te zitten”, of voelde dat niet zo?
In de gemeenteraad in Amsterdam was dat inderdaad de ervaring, in een coalitie met de PvdA en VVD. Wat heel goed werkte overigens! Ik gun dit land ook een échte liberale partij, zoals de Amsterdamse VVD toen was, niet het slappe aftreksel wat ze geworden zijn. Gemeentepolitiek is wat dat betreft fantastisch, want de mensen voor wie je je inzet zijn heel dichtbij. De successen die je behaalt, de impact die je hebt, dat is allemaal heel concreet. Maar ik heb nu niet meer de ambitie om opnieuw een gemeenteraad in te gaan, ik heb dat gedaan en was daar toen goed in, maar ik heb nu andere kwaliteiten, die goed tot uiting komen in grotere organisaties, eerder op mondiaal niveau. Ik heb natuurlijk wel geprobeerd om voor GroenLinks-PvdA in de Tweede Kamer te komen afgelopen jaar, en dat is het niet geworden. Dus dat is jammer. Maar ik doe heel erg mooi werk bij Oxfam, en dat gaat ook echt ergens over. Zolang ik kan uitleggen dat ik werk voor een betere wereld kan ik mezelf in de spiegel aankijken. Dus ik mis de politiek niet. En als Kamerlid, zeker in een oppositierol, maar ook als Europarlementariër, duurt verandering ook heel lang. Misschien eerder als bestuurder, zoals die wethouder in Arnhem. Ik vind dat echt fantastisch. Hij maakt echt heel concreet een verschil voor een hele grote groep mensen. Dus wellicht dat dat ooit nog een keer in mijn toekomst voorbij kan komen.
Maar dan ook echt als wethouder? Of liever meer bovenaan, in een GroenLinks-PvdA-kabinet?
Nou [lacht] wie weet, wie weet.