Eerder dit jaar pleitte Ayaan Hirsi Ali voor een islamitische hervorming in haar vijfde boek Ketters. Pleidooi voor een hervorming van de Islam. Het boek is naar haar eigen zeggen gematigder dan haar vorige werk, met name omdat Hirsi Ali ondanks de ontwikkelingen in de afgelopen jaren juist meer is gaan geloven in de mogelijkheden voor hervorming binnen de islam.
Hirsi Ali plaatst zich met haar boek in de kringen van enkele politici en geleerden die islamitisch radicalisme verbinden met de prominente rol die geweld volgens hen in islam heeft. Dit zou met name in de hoofdteksten van de religie voorkomen: de Koran, de Hadith en de Soenna. Hirsi Ali zet zich af tegen beweringen dat radicale islam niets met ‘echte’ islam te maken heeft, maar voortkomt uit andere contextuele factoren zoals socio-economische problemen en identiteitsvraagstukken.
Vijf principes
Volgens Hirsi Ali zou een islamitische hervorming vijf kernprincipes van de islam moeten herdefiniëren. Die principes vormen volgens haar gezamenlijk de kern van radicalisme en andere problemen in de islamitische wereld en onder moslims in het Westen.
- De onaantastbaarheid van de Profeet Mohamad, en de letterlijke interpretatie van de Koran, met name de delen die in Medina zijn geschreven.
- De investering in het leven na de dood in plaats van het leven voor de dood, wat volgens Hirsi Ali uniek is in de islam.
- De Shari’a, waarin normen uit de religieuze teksten geïnstitutionaliseerd worden, en afwijkend gedrag gecriminaliseerd wordt.
- Het implementeren van islamitisch recht door het afdwingen van goed en het verbieden van wat verkeerd is. Dit is nauw verbonden met het derde punt, maar refereert meer aan de sociale druk achter het implementeren van islamitisch recht.
- De centrale plaats van jihad in de islamitische doctrine.
Veel van de bovenstaande beweringen zijn te betwijfelen. De Koran wordt juist vrij zelden letterlijk geïnterpreteerd, vandaar de verschillende conflicten binnen de islamitische wereld. Het leven na de dood heeft in de islam geen significant andere positie dan het leven na de dood in elke andere religie. Bovendien kan dit ook een uiterst positieve uitwerking hebben op het leven voor de dood en is dit an sich geen voldoende verklaring voor jihadistische principes. Daarnaast is Hirsi Ali’s claim dat contextuele factoren er niet toe doen fundamenteel fout. Islamitische teksten zijn een constante geweest vanaf het begin van de islamitische geschiedenis, maar radicalisme niet. De stelling dat islamitische teksten de kern van het probleem vormen, is oninteressant voor diegenen die een oprecht begrip willen ontwikkelen voor de oorzaken van radicalisme. Experts op het gebied van islam en radicalisering leggen over het algemeen juist de nadruk op identiteitsproblemen, met name onder jonge moslims in het Westen.
Polariserend wereldbeeld
Hirsi Ali legt met haar laatste boek bloot dat zij behoort tot een Westerse intellectuele stroming die islam benadert vanuit een positie van dominantie, minachting en confrontatie. Het feit dat haar boek doordrenkt is met rechtse politieke claims zoals de veronderstelde superioriteit van het liberaal kapitalisme en de vergelijking met de ‘strijd’ tussen islam en het Westen met de Koude Oorlog is tekenend voor dit polariserende wereldbeeld.
Haar argument blijkt evenzeer theologisch ondoordacht wanneer zij een onwetendheid laat zien in haar claim dat de islamitische Staat en het Moslim Broederschap in essentie hetzelfde zijn. Hiermee ziet zij de vele vormen van salafisme over het hoofd, die op vele vlakken van elkaar verschillen, zoals politieke participatie en het gebruik van geweld. Sterker nog, veel van deze groepen zijn verwikkeld in een bittere strijd met elkaar. Maar het erkennen van diversiteit in de islamitische wereld zou Hirsi Ali’s deterministische argument over de islamitische teksten en over de existentiële oorlog van ‘hen’ tegenover ‘ons’ ondermijnen. Alleen een gesimplificeerde karikatuur van islam maakt het mogelijk om tot Hirsi Ali’s conclusies te komen.
Dappere moslim-stem?
Het meest zorgelijke is dat Hirsi Ali serieus wordt genomen als hervormer in bepaalde Westerse kringen. Sterker nog, zij wordt door hen gezien als een dappere moslim-stem. Hoe kunnen we iemand die met trots verklaart een heiden en een ketter te zijn – en die in dit boek over de islamitische hervorming nota bene stelt dat de islam verlaten volgens haar nog steeds de beste optie is – tot dappere moslim-stem verklaren? Met de monopolisering van de moslim-stem door polariserende, haatdragende figuren zoals Hirsi Ali gaan we heus geen islamitische hervorming bereiken. Het enige dat haar stem bereikt is moslims in een defensieve positie dwingen, en vanuit dat soort onzekerheid zal nooit verandering voortkomen.
Door Samar Batrawi, promovenda identiteitsvraagstukken in het Midden-Oosten aan King’s College London