Wij, economen, zijn de architecten van de bonuscultuur die de financiële sector naar de afgrond heeft geleid. Excuses daarvoor. We dachten het beste uit mensen te kunnen halen door hen financieel te prikkelen. Maar betekenisvol werk, waardering en uitdaging blijken belangrijker dan geld.
Dat financiële prikkels lang niet altijd positief uitwerken, blijkt uit het ‘kaarsexperiment’. De proefpersonen krijgen de opdracht om een brandende kaars aan een muur te bevestigen zonder dat het kaarsvet op de tafel eronder druppelt. Om de opdracht te kunnen uitvoeren, krijgen de respondenten naast de brandende kaars, ook lucifers en een doosje punaises als attributen aangeboden. De deelnemers aan het experiment worden in twee groepen verdeeld die afzonderlijk van elkaar opereren: één groep die een financiële beloning krijgt als ze zo snel mogelijk de oplossing vindt, en één groep die geen beloning ontvangt.
Wat blijkt? De eerste groep heeft gemiddeld 3,5 minuut langer nodig om het probleem op te lossen dan de groep zonder beloning. De reden? Financiële beloningen blijken het creatieve denkproces negatief te beïnvloeden. Belangrijker dan de oplossing van de opgave – bevestig het doosje waarin de punaises zaten aan de muur onder de brandende kaars – is de observatie dat betekenisvol werk, waardering en uitdagingen net zo goed, zo niet een belangrijker rol spelen in het motiveren van mensen.
Waardering voor werk stimuleert meer dan geld
Dat mensen bereid zijn harder te werken voor minder geld, zien we in het ‘lego-experiment’. De proefpersonen moeten lego-figuren bouwen. Voor het eerste gebouwde legofiguur ontvangen ze 3 dollar, voor het tweede 2.70 dollar, voor het derde 2.40 dollar, enzovoort. Iedere proefpersoon mag elke keer nadat hij een exemplaar heeft gemaakt, aangeven dat hij wil stoppen en het tot dan toe verzamelde geld innen. Bij één groep worden alle gemaakte legofiguren verzameld en pas aan het eind van het experiment uit elkaar gehaald, terwijl bij de andere groep de gemaakte legofiguren meteen uit elkaar worden gehaald terwijl de proefpersoon een nieuw figuur bouwt. Wat blijkt? Deze laatste groep bouwt gemiddeld 7 legofiguren, terwijl de eerste groep er gemiddeld 11 in elkaar zet. Oftewel, voor je ogen zien dat je werk eigenlijk voor niets is geweest, heeft een zeer negatieve impact om werk te voltooien, zelfs wanneer daar een financiële beloning tegenover staat.
Daarnaast willen werknemers zich gewaardeerd voelen en hun werk erkend zien door een leidinggevende. Dat blijkt uit het ‘letterexperiment’, waarin proefpersonen een vel papier volgeschreven met willekeurige letters krijgen, en paren van identieke letters moeten vinden. Wederom ontvangen ze voor het afronden van de taak een geldbeloning, en na elke ronde minder geld om de speurtocht naar identieke letters voort te zetten. Eén groep schrijft de naam boven op het vel papier en overhandigt dit aan de organisator, die er even snel naar kijkt en ‘uh huh’ zegt voordat zij het op een stapeltje legt. De tweede groep hoeft de naam niet op het vel papier te noteren en de organisator legt het direct op een stapeltje. Het werk van de derde groep, tot slot, wordt direct door de papierversnipperaar gehaald. Het wekt geen verbazing dat deze laatste groep veel eerder stopt met de opdracht, ondanks het feit dat ze nog steeds geld kunnen verdienen wanneer ze elk vel papier doornemen. Maar ook de tweede groep stopt net zo vroeg met de opdracht als de laatste groep. Oftewel, het feit dat hun werk wordt bewaard, maar compleet wordt genegeerd, heeft hetzelfde effect als het versnipperen van het werk.
Geen pleidooi voor aai over de bol
Tenslotte laat het ‘origami-experiment’ zien dat werknemers hun werk meer waarderen wanneer ze uitgedaagd worden. Proefpersonen – die geen ervaring hebben met origami – vouwen bepaalde (niet al te mooie) origami-vormen met behulp van instructies. Vervolgens doen ze dit zonder hulp van instructies. Deze laatste origami-exemplaren worden door bijstanders unaniem als lelijkst beoordeeld. Maar de proefpersonen zelf denken daar heel anders over. Zij blijken bereid vijf maal zoveel te betalen dan de omstanders voor de origamivormen die ze zonder instructie hebben gevouwen. Zij beoordelen deze daarnaast ook als mooier vergeleken met de exemplaren die zij met behulp van instructies hebben gemaakt. Oftewel, de individuele beoordeling van onze eigen werkoutput is direct gerelateerd aan de inspanning die we geleverd hebben.
Nu is het best te begrijpen dat wij ons als economen lange tijd hebben blindgestaard op financiële prikkels. Toen onze wetenschap in het pre-industriële tijdperk ontstond, viel er veel efficiencywinst te boeken. En op het hoogtepunt van de industriële revolutie vroegen we terecht aandacht voor uitbuiting van werknemers. In de huidige kenniseconomie kunnen werknemers evenwel niet langer zoet worden gehouden met salaris, bonussen en/of een auto van de zaak. We pleiten hier niet voor een geautomatiseerde aai over elke werknemer zijn bol, maar wel voor betekenisvol werk, waardering en uitdagingen. Hiermee ontstaat een win-win situatie: tevreden werknemers én werkgevers.
door Esther-Mirjam Sent en Kim Fairley
Esther-Mirjam Sent is hoogleraar Economie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, tevens lid van de Eerste Kamer namens de PvdA. Kim Fairley is promovenda Economie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Dit artikel is een bewerking van de bijdrage die Esther-Mirjam Sent hield bij de najaarsbijeenkomst van de Banning Werkgemeenschap. Het werd eerder gepubliceerd in Sociale Vraagstukken.