Mijn eerste kennismaking met de lokale politiek vond plaats op een rotonde in Gendt, een dorp gelegen aan de waal, nabij Arnhem en Nijmegen. In de loop van 2009 meldde ik mij per e-mail bij het bestuur van de afdeling Lingewaard. Of ik wellicht wat actiefs kon doen voor de PvdA. De partij stond er in mijn ogen beroerd voor. Gevangen in het zielloze kabinet Balkenende iv, met een partijleider volledig in beslag genomen door zijn ministerschap. Maar opzeggen wilde ik dat lidmaatschap toch ook weer niet. Dus dan maar in de benen. Zo gezegd, zo gedaan.
Zo stond ik op een druilerige oktoberochtend op een rotonde. Wat wil het geval, de afdeling had juist een nieuwe rotonde geadopteerd om als blijk van burgerzin en betrokkenheid het groen te onderhouden. Er zou een actieve club vrijwilligers zijn om te helpen bij de aanleg van een mooi bloemperk, zo was me verteld. Kon ik gelijk kennis maken met de afdeling. De omvang van de club viel wat tegen – we waren met z’n vieren – maar de kennismaking beviel. Ik werd actief, eerst in het afdelingsbestuur, later als lid van de steunfractie. En sinds de verkiezingen van 2014 mag ik de PvdA vertegenwoordigen in de Raad. Als eenmansfractie, want sinds de verkiezingen van 2010 ging het electoraal helaas bergafwaarts. Maar goed, manmoedig gaan we verder.
De ochtend op de rotonde was een cruciaal moment in mijn publieke vorming. Een van de aanwezigen was gepokt en gemazeld in de lokale politiek. Jarenlang Raadslid geweest, wethouder, afdelingsbestuurder. Na een uurtje of wat ploeteren in de zwarte grond aten we een peer, uit zijn eigen tuin. Net op dat moment reed er een auto voorbij, raampje open. ‘Hé, ga eens werken, zakkenvullers’, schreeuwde de bestuurder. Gegeven het feit dat er verder geen hond op straat was (het was inmiddels gaan regenen) moest dat wel op ons slaan. Stond je dan, gehuld in PvdA-jas, je best te doen. De enige reactie die ochtend. Vertwijfeld keek ik mijn ervaren collega aan die mijn boosheid opmerkte, zijn schouders ophaalde en weer aan het werk ging. Zo gaan die dingen, mompelde hij onverstoorbaar.
Het is het werk van een lokaal politicus in een notendop. Hoe mooi die rotonde ook was geworden, het bleef ondankbaar werk. Nog steeds stel ik af en toe mismoedig vast dat een aanzienlijk deel van de reacties op het Raadswerk negatief zijn. Gelukkig zijn er ook veel positief. Maar enig doorzettingsvermogen is wel nodig.
Dan helpt het niet dat het publieke beeld van het Raadswerk ook vanuit onverwachte hoek steeds negatiever wordt. Het aantal publicisten en deskundigen dat in Nederland een – zeker op lokaal niveau – ernstige democratische crisis diagnosticeert is inmiddels vrijwel niet meer te tellen. En dat ligt niet zelden ook aan lokale politici, die zouden beschikken over onvoldoende kennis (want meer scholing is nodig), onvoldoende kwaliteit (want het is een ondergewaardeerde functie, dus mensen die echt wat kunnen hebben er geen zin in), onvoldoende zeggenschap (want ambtenaren, colleges, gemeenschappelijke regelingen) en onvoldoende vertegenwoordigende kwaliteiten (want eigenlijk kunnen actieve inwoners het zelf veel beter).
Wie denkt dat dit type reactie slechts komen van ongeïnformeerde types doe op zaterdag met open raam over rotondes razen of quasi intellectuele figuren die op het Binnenhof tekeer gaan tegen een imaginair partijkartel dat in Nederland de lakens zou uitdelen, beveel ik graag nog even een recent advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur aan. Daarin lees ik dat Raadsleden onvoldoende volksvertegenwoordiger zijn, hun rol in het politiek-bestuurlijk krachtenveld niet kennen en zich minder politiek moeten opstellen. Hoe dat tegelijkertijd te doen wordt vervolgens overigens weinig helder. Maar ook in de eigen partij is het oordeel over onze eigen politici niet altijd mals. Wie herinnert zich niet de oproep van de partijvoorzitter: gingen die Raadsleden nou eindelijk maar eens de straat op, in plaats van steeds maar te zitten vergaderen. Er werd nagedacht over een quotum, minstens een kwart van de tijd op straat. Alsof wij Raadsleden nooit buiten komen.
Wie de politiek de maat neemt heeft vaak een punt. Er moet wat gebeuren aan de manier waarop we in Nederland op lokaal niveau besluiten nemen. Gemeenten zijn de afgelopen jaren een veel belangrijker rol gaan spelen in het leven van mensen. Voor zorg en ondersteuning, werk en inkomen, onderwijs en jeugdhulp moet je bij je gemeente zijn. Bovendien gaat de ruimte die gemeenten hebben zelf te gaan bepalen hoe de openbare ruimte eruit ziet met de aanstaande omgevingswet gigantisch toenemen. Daarmee wordt ook de lokale politiek belangrijker.
Te belangrijk om aan politici over te laten? Dat denk ik niet. Lokale politici, ik ken er inmiddels veel, lopen zich het vuur uit de sloffen om er toch nog wat van te maken. We hebben een ander gesprek nodig over onze democratie dichtbij. Een gesprek dat meer uitgaat van de kracht van vertegenwoordigend bestuur en een gesprek dat toekomstgericht nadenkt over een moderne verhouding tussen overheid en inwoner. Want wie de noeste hoveniers in de achtertuin van de politiek slechts toevoegt wat zij misdoen moet niet vreemd staat te kijken als er straks niemand meer de spade oppakt. Een democratie zonder politici is als een toneel zonder acteurs. En dat gaat op den duur toch vervelen.