door Noortje Arts
Paul Kalma, oud-directeur van de Wiardi Beckman stichting en oud-Kamerlid van de PvdA, sloot de laatste avond van de Banningleergang gepast af met zijn voordracht ‘Sociaal Europa – Het sociaal democratische antwoord?’ Kalma verbindt het thema van de leergang, ‘Crisis en democratie in Europa’ met zijn boek ‘Makke Schapen’.
Hierin beschrijft hij hoe de politiek een bijzondere, vluchtige manier heeft gevonden om te regeren en hoe het volk daar zonder al te veel protest in is meegegaan. Met dit gegeven, en aan de hand van een stellingenspel en discussie met de deelnemers van de leergang, probeert hij te achterhalen of een socialer Europa het sociaaldemocratische antwoord is op de crisis.
Uit de discussie kwamen verschillende visies naar voren over hoe de Europese Unie beter zou kunnen functioneren. Enerzijds heerst het idee dat Europa zich moet bezighouden met oorlog, vrede, Europese regels en binnen en buitenlandse veiligheid, anderzijds het idee dat Europa zich meer moet toeleggen op Europese samenwerking en de veranderingen in de afzonderlijke nationale sociaal-economische ordes van de lidstaten.
Binnengerommeld
Kalma startte met een kort overzicht van de geschiedenis van de Europese samenwerking. Het Europese verbond is begonnen om een strijd tussen buurlanden te beëindigen waarbij de Tweede Wereldoorlog de grootste aanleiding was voor een verdrag. Kalma haalt hier de filosoof en historicus Luuk van Middelaar aan die een onderzoek heeft gedaan naar de geschiedenis van Europa. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de samenwerking binnen de Europese Unie weliswaar is toegenomen en heeft gezorgd voor meer welvaart en democratie in landen waar dat niet zo vanzelfsprekend was, maar zonder een planmatige aanpak. Paul Kalma zegt hierover: ‘We zijn de verschillende fases min of meer binnengerommeld’. Bovendien is unanimiteit, in de huidige vorm, bij grote Europese besluiten bijna onmogelijk. De landen in Europa hebben uiteenlopende opvattingen op het gebied van sociale, democratische en economische vraagstukken. Dit vereist een nauwe samenwerking waarbij onderhandelen het toverwoord is. Hierin schuilt wel het gevaar dat sterkere lidstaten zich meer macht toe-eigenen dan zwakkere lidstaten. Volgens Kalma ontbreekt de structuur en verliest de Unie, onder invloed van financieel-economisch denken, de democratische beslissingsruimte. De economische crisis doet het Europese systeem wankelen. De opmars van het populisme in Europa versterkt dat. De echte strijd die door het volk wordt gevoerd, is niet meer gericht op de crisis, maar wordt meer en meer beïnvloed door voortrekkers van dat populisme. Bovendien wordt de Europese Unie bekritiseerd als schijndemocratie. De aandacht gaat te veel uit naar nationaal belang en te weinig naar Europees belang. Om het tij te keren is Europa toe aan hervorming.
Volgens Kalma is Van Middelaar in zijn uitermate gedetailleerde observatie een belangrijk punt vergeten te belichten, namelijk de analyse van de sociaaleconomische dimensie van de Europese Unie. Van Middelaar heeft het over politieke thema’s zoals oorlog en vrede, gezag en orde, buitenlandse en binnenlandse veiligheid. Kalma denkt veel meer in kleine politieke vraagstukken zoals het vrije verkeer van goederen en diensten, kapitaalbezitters, werknemers en consumenten. Deze laatste liggen aan de basis van de Europese samenwerking en beïnvloeden de veranderingen in onze nationale sociaaleconomische orde.
Financieel-kapitalistisch tijdperk
Het financieel-economisch denken heeft volgens Paul Kalma enorm tekortgeschoten door de kapitalistische denkwijze en de macht die is overgedragen aan financiële markten, nationale en internationale organisaties. Gevolgen hiervan zijn ongelijke verdeling van de welvaartsgroei, werk- en inkomensonzekerheid, een verschraalde verzorgingsstaat en groeiende inkomensongelijkheid en onbelaste rijkdom. ‘Het nieuwe financiële kapitalisme, moeten we achteraf vaststellen, vormde een trendbreuk in de maatschappelijke ontwikkeling,’ aldus Kalma. ‘De naoorlogse belofte om een rechtvaardiger en leefbaardere samenleving op te bouwen is met het opkomen van het neoliberale denken geleidelijk verbroken. We zijn in een periode beland waarin het individualisme overheerst en het klassensysteem een nieuwe weg bewandelt. Hierin spelen geld en macht een aanzienlijke rol. De maatschappelijke problemen en sociale ongelijkheid worden gemakkelijk geïndividualiseerd en door de politiek onderbelicht. Wanneer een deel van de macht al is afgestaan aan de financiële markt gaat dat ten koste van de democratie. We kunnen hier wel spreken van een financieel-kapitalistisch tijdperk.’ Volgens Kalma heeft dit er mede voor gezorgd dat Europa sociaal gezien zeer kwetsbaar is geworden. De oude gedachte dat de economie samen moet gaan met sociale vooruitgang is nagenoeg verdwenen.
Paul Kalma heeft zijn bedenkingen bij de koers die de Europese Unie op dit moment volgt. De discussie die nu in Europa gevoerd wordt, kenmerkt zich voornamelijk door simplisme en heeft een populistische inslag. Er is geen ruimte voor nuances, je bent bijvoorbeeld vóór of tegen Europa. Een serieus debat over wat we willen met deze Europese samenwerking en hoe we onze toekomst als één Europa zien, wordt vermeden. Hoe kan Europa zich ontwikkelen en uit de crisis komen zonder eerst kritisch naar zichzelf te kijken? Een discussie over de richting waarin de Unie zich kan ontwikkelen moet volgens Kalma nadrukkelijk gevoerd worden. Daarna kan pas gekeken worden hoe dit ingevuld zou moeten worden. Volgens Kalma moeten we ons richten op de verschillen tussen de lidstaten en deze inzetten om een sociaal sterker Europa te vormen. Aan de hand van de nationale democratieën kunnen we de Europese samenwerking verbeteren, waarbij we onze kracht van pluriformiteit inzetten en het financieel-kapitalistische systeem inperken.
Solidariteit en anti-keynesiaans beleid
Na Kalma’s voordracht gingen de deelnemers aan de hand van stellingen en vragen dieper in op de materie. De eerste stelling luidde: ‘Het manco van onze samenleving is een gebrek aan solidariteit op zowel Europees als nationaal niveau.‘ Er is geen vanzelfsprekende solidariteit meer om samen ten strijde te trekken, zei een deelnemer. Je bent verantwoordelijk voor je eigen succes en falen. Andere deelnemers vonden dat een gebrek aan solidariteit niet moet worden betiteld als ‘manco’.
De tweede stelling ‘Een Europees Keynesiaans beleid moet de kern zijn van een sociaal democratisch alternatief’ bracht veel discussie teweeg. Het keynesiaanse beleid is er juist op gericht om de koopkracht en daarmee de productie te bevorderen. Op deze manier is de crisis terug te dringen. Het beleid zou dan op Europees niveau moeten worden vormgegeven. Door geld te investeren in lidstaten, zoals bijvoorbeeld Griekenland, help je ze juist, in plaats van bezuinigingsmaatregelen op te leggen en dus te dwingen tot bezuinigen. Onderdeel van de sociaaldemocratie zoals wij die kennen is een sociale markteconomie waarbij we het kapitalistische systeem als basis houden, maar wel willen aanpassen aan onze normen. Op dit moment worden er juist anti-keynesiaanse maatregelen getroffen, waarbij we in deze tijd van crisis niet extra geld uitgeven, maar daarentegen bezuinigen. Kalma vult dit aan met: ‘Wat op Europees niveau helemaal misgaat, in deze tijden van crisis, is dat alles wat met het keynesiaanse beleid te maken heeft overboord wordt gegooid’. Dit vindt hij zeer onverstandig. Een aantal deelnemers vindt dat het keynesiaanse beleid niet zorgt voor een structurele oplossing. Moeten we dan bij iedere crisis zoveel investeren? ‘We moeten fundamenteel denken over hoe we omgaan met economische hoogconjunctuur en laagconjunctuur. Dit betekent bij hoogconjunctuur dat we consumptief moeten matigen, wat heel lastig is als het economisch goed gaat en de ‘sky de limit’ lijkt te zijn. Dat besef komt er niet als je het op een Keynesiaanse manier wilt oplossen.’
Ook de derde en laatste stelling ‘Grote internationale financiële kapitalistische instellingen kunnen alleen maar Europees worden aangepakt’ maakt debat los: De Europese Unie kan bepaalde standaarden opstellen waar multinationals en grote internationale instellingen zich aan moeten houden. Hierover werd gezegd: ‘Maar we zouden het eigenlijk moeten hebben over hoe we de democratische legitimiteit binnen Europa kunnen verbeteren. Als we teruggaan naar een nationaal niveau, betekent dat het einde van de Europese ambitie. Hoe voorkom je dan bovendien dat landen tegen elkaar uitgespeeld worden? Als multinationals zich ergens willen vestigen, kunnen de verschillen in kosten per land enorm zijn, waardoor er een kloof kan ontstaan tussen de lidstaten en deze elkaar beconcurreren.’ Tegenhanger van deze benadering is dat op Europees niveau het aanpakken van multinationals niet voldoende is. ‘Dit moet op mondiaal niveau gebeuren, maar dan is consensus het grootste probleem. Het afdwingen van dat beleid lijkt nu op nationaal niveau het beste te kunnen worden uitgevoerd.’
Makke schapen: Kalma niet uitgezonderd?
Na het debat hadden de deelnemers de mogelijkheid om vragen te stellen met betrekking tot de voordracht, het boek ‘Makke Schapen’ en de stellingen. De eerste vraag was gebaseerd op een zin uit het boek van Paul Kalma:
‘Dit brengt me, ten slotte, bij de titel van dit boek. ‘Makke Schapen’ is een uitroep van verbazing maar ook een wake-up call. Waarom lieten we (ikzelf niet uitgezonderd) de economie ondergeschikt maken aan de jacht op rijkdom van een kleine groep?’
Wat bedoelt Paul Kalma eigenlijk met de woorden ‘ikzelf niet uitgezonderd’? Hij antwoordt hierop dat hij dat heeft opgeschreven omdat hij in PvdA-verband vaker aan de bel heeft getrokken en kritische vragen heeft gesteld, debatten probeerde te voeren over gevoelige onderwerpen, maar het niet gelukt is om dat vol te houden. ‘Aan de ene kant heb ik me verzet tegen een aantal punten zoals privatisering, maar aan de andere kant heb ik altijd het gevoel gehad ‘waarom heb ik niet meer gedaan, waarom heb ik me toch laten overhalen?’ Bij bepaalde ontwikkelingen dacht ik dat het misschien toch de goede kant op gaat. Achteraf bleek dat mijn kritische waarnemingen juist waren. Het gevoel dat ik meer had kunnen doen, bekruipt me en de makheid slaat ook terug op mijzelf. Het verbaast mij waarom we met zijn allen niet hebben gedacht: nu is het genoeg.‘
Vervolgens kwam de tweede vraag: ‘Wat zijn nu de wezenlijke mogelijkheden voor Europa om ondanks alles toch een stuk democratischer te worden, en wat zijn de essentiële doelen waarnaar we moeten streven?’. Kalma antwoordt dat zoiets allerlei vormen kan aannemen. ‘We kunnen vraagtekens plaatsen bij de wijze waarop het Europees Parlement is samengesteld. En moeten we misschien toe naar een Eerste Kamer op Europees niveau, of een eerste stap op weg naar burgerinitiatieven in de Europese Unie? Open staan voor deze ontwikkelingen is belangrijk. Om de burgermaatschappij op Europees niveau vorm te geven moet je over de grenzen heen. Daarmee zet men Europa en de lidstaten onder druk.’
Tot slot kwam de vraag hoe het neoliberalisme zo’n dominante rol in Europa heeft kunnen krijgen en hoe we dat kunnen veranderen. Een belangrijke verklaring hiervoor is het teruglopen van de politieke macht, vermindering van mobilisatiekracht, beperking van ideeënvorming en gedachtewisseling. Kalma zegt hierover: ‘Bekijk het nu eens vanuit de posities van grote internationale ondernemingen en het kapitaal. Is het uiteindelijk wel in het belang van grote ondernemingen dat de wal het schip niet keert en dwars door alles heen gaat? Wat betekent het eigenlijk in economische zin als grote organisaties onevenredig profiteren van wat er nog aan groei is? Dit zijn factoren die het neoliberalisme in stand houden, net zoals verminderde politieke sturing. Wanneer dit proces doorbroken wordt, kan het dominante neoliberalisme aan banden worden gelegd.’