Heeft de Protestantse Kerk Nederland (PKN) nog wel een taak nu steeds meer mensen vraagtekens zetten bij het christelijk geloof? Mijnke Bosman-Huizinga, voorzitter van de Banning Vereniging, vreest het ergste.
Als ik met de trein reis permitteer ik me vaak de aanschaf van het blad Trouw. Toen ik algemeen secretaris was van de remonstranten, hadden we een abonnement. Het is een blijft een goede bron van informatie over het kerkelijk leven in Nederland.
Op 1 oktober was de kop op de voorpagina een duidelijke reden om de krant te kopen. Die luidde ‘Einde aan status van volkskerk’. De Protestantse Kerk in Nederland, waarin hervormde, gereformeerden en lutheranen verenigd zijn, zal – als het aan kerkleider Plaisier ligt – geen volkskerk meer zijn. Die ambitie had de kerk wel. Je kunt er een vraagteken bij zetten. Nederland heeft geen staatskerk en de variant volkskerk riekt daar wel naar.
Het probleem is dat er per jaar ongeveer 70.000 leden uit de boeken van de kerk verdwijnen. Volgens Plaisier kleeft er een naar binnen gekeerde kerkelijkheid aan de PKN. “Er worden antwoorden gegeven op vragen die niemand stelt en geen antwoorden op vragen die wel worden gesteld.” Toch zijn er volgens hem nog steeds ongeveer twee miljoen leden. Dat cijfer verdient een vraagteken, omdat er 20 jaar geleden ook al sprake was van dit aantal.
Plaisier stelt dat er plaatsen zullen zijn waar de kerk fysiek niet meer is. “Dat is niet leuk. Het is wel een realiteit.” Eigenlijk vindt hij het een opluchting. “Momenteel fuseren gemeenten als het niet langer gaat. (…) Dat is enorm belastend”. De belasting zit in reizen, in veel vergaderen. “Onze kerk is gebaseerd op een burgerlijke cultuur, met commissies, met vergaderingen”. Daar moet de kerk van af. Kleine gemeentes moeten niet langer proberen door een samenwerking het hoofd nog voor korte tijd boven water te houden. Er moet gezocht worden naar andere vormen. Een belangrijk element is meer oecumenische samenwerking. En de kerk moet zich meer op het geloof richten.
Als essentieel probleem ziet Plaisier dat mensen niet meer durven spreken over hun geloof. Hij noemt het een verlegenheidscultuur. “Wat krijg ik allemaal over me heen als ik vertel over God. (…) . Daardoor is het christelijk geloof bijna een taboeonderwerp geworden (…). Ik vind onze eredienst soms wel erg voor ingewijden (…).” Voor een toeschouwer lijkt dit alles een merkwaardige opvatting in een land dat nog steeds een aantal christelijk partijen en een gigantisch aantal christelijke scholen telt. Hoezo taboe onderwerp?
Wat gaat er gebeuren als de synode instemt met de nota van kerkleider Plaisier? Er is ook sprake van een soort bisschop die alle plekken gaat bezoeken waar mensen elkaar treffen. Een mooi idee om een kerk nog een beetje bij elkaar te houden als gebouwen verdwijnen en mensen elkaar ontmoeten in andere bouwwerken.
Wat mij verbaast van een intelligente kerkleider, is dat hij in zijn nota geen hoofdstuk wijdt aan de vraag of de kerk mogelijk na vele jaren van goede dienst geen taak meer heeft voor mensen die steeds beter zijn opgeleid en daardoor meer vraagtekens gaan zetten bij het christelijk geloof. Geloof in een God die de mens geschapen heeft maar die vervolgens geen kans ziet om er voor te zorgen dat zijn schepselen eensgezind de aarde bewonen. Het Bijbelse verhaal over God en zijn zoon is voor velen onbegrijpelijk. Misschien zijn we in de westerse wereld gewoon uitgekeken op zo’n God. En dan kun je de organisatie van de kerk veranderen, maar het is de vraag of dat helpt. Plaisier zegt dat er overal nog vuur smeult. Ik gun het hem van harte maar vrees het ergste.
Gewoon opnieuw beginnen zal niet eenvoudig zijn.
Mijnke Bosman-Huizinga (voorzitter Banning Vereniging)
U kunt reageren op dit artikel op de facebook-pagina van de Banning Vereniging.