Over De crisis van het democratisch kapitalisme door Martin Wolf.
Lange tijd was de Brit Martin Wolf, als meest vermaarde beschouwer van The Financial Times, een bepleiter van de vrije markt, de globalisering en het kapitalisme. Veelgevraagd spreker, een man met groot gezag over financiële markten en macro-economie. Pas de financiële crisis van 2008 bracht hem enigszins van zijn geloof in de heilzame werking van markten. Nu, aan het einde van zijn leven, schreef hij nog één keer een omvangrijk boek over de wisselwerking tussen politiek en economie. En blijkt hij heel wat opgeschoven te zijn.
Door Twan van Lieshout
Ergens zou dat goed nieuws moeten zijn, als een van de voorheen grote pleitbezorgers van het kapitalisme, meer richting een sociaaldemocratische koers neigt. Anderzijds geeft het te denken: want Wolfs late bekering is gebaseerd op een uiterst zorgwekkend beeld van de toekomst. Wolf start zijn boek De crisis van het democratisch kapitalisme met een korte familiegeschiedenis. Als zijn Oostenrijkse vader, van Joodse komaf, niet een pessimistische blik had gehad en het land al in 1937 ontvluchtte, net als Wolfs Nederlandse Joodse moeder direct in mei 1940, dan waren ze elkaar niet tegengekomen, en hadden ze wellicht de oorlog ook niet overleefd. Wolfs les hieruit is dat een zeker pessimisme getuigt van een realistische en wijze blik.
Met eenzelfde pessimisme beschouwt hij de huidige staat van de democratie en het kapitalisme. De centrale these: zonder democratie kan er geen kapitalisme bestaan (want bijvoorbeeld geen rechtsbescherming van eigendom tegen een autocraat), maar zonder kapitalisme kan ook de democratie niet floreren. Of deze wet zo hard is als Wolf hem stelt valt te betwijfelen, maar duidelijk is natuurlijk wel dat de meest succesvolle landen zowel democratieën zijn, als een vrijemarkteconomie kennen.
Wolf stelt dat democratie en kapitalisme altijd een moeilijke, maar wel essentiële balanceeract met elkaar hebben moeten doormaken. Automatisch komt dit evenwicht onder druk te staan. Bijvoorbeeld doordat binnen het kapitalisme juist meestal niet een evenwichtige verdeling van rijkdom tot stand komt. En dat leidt tot erosie en zorgen over de rechtvaardigheid en daarmee het bestaansrecht van de democratie. Wolf ziet de Verenigde Staten, met presidentskandidaat Trump, hier terecht als voornaamste gevaar – te meer omdat dit land samen met Engeland in de twintigste eeuw het baken en de verdediger van de liberale democratie is geweest.
Wolf ziet hierbij het toenemende populisme en autoritarisme feitelijk als een soort afgeleide van economisch wanbeleid en wanverdeling. Dit zou ongenoegen hebben aangewakkerd, dat – tezamen met de coronapandemie – tot een ressentiment, angst voor statusverval en wantrouwen tegen de bestuurlijke democratische elites hebben geleid. Wolf behoort hiermee duidelijk tot het kamp van diegenen die terugkerend nationalisme of migratie niet als hoofdoorzaak zien van het opkomend autoritarisme, maar juist als vehikels die door populistische leiders ingezet worden. Net als hoogleraar Susan Stokes, onlangs in de Volkskrant, ziet Wolf economische ongelijkheid als een grotere motor voor het maatschappelijke ongenoegen.
Uiteindelijk komt Wolf voor een redding van zowel de democratie als het kapitalisme uit op een moderne versie van Roosevelts New Deal. Het verlanglijstje van de Amerikaanse interbellum-president is nog steeds valide: gelijke kansen, eerlijke en goede banen, een eerlijk verdeelde stijgende levensstandaard, economische zekerheid en de beëindiging van speciale voorrechten voor een enkeling. Met name dit laatste punt vind je minder snel terug in standaard politieke programma’s, maar is nog steeds – vooral in de financiële wereld – uiterst actueel.
Wolf is hierbij op zijn sterkst als hij voorstellen presenteert binnen zijn eigen domein. Bijvoorbeeld hoe je kunt voorkomen dat de top van het bedrijfsleven niet louter voor eigen gewin en het pleasen van de aandeelhouder enkel en alleen winsten inzet voor het terugkopen van eigen aandelen, en daarmee de investeringen marginaliseert die juist zo broodnodig zijn voor een sterkere economie. Of hoe er allerlei belastingontwijking kan worden bestreden. Dat caritas van de Amerikaanse zeer welgestelden (denk aan de Silicon Valley-elite) altijd ten koste van een ander gaat, omdat deze giften belasting aftrekbaar zijn, en dus ook als belastinguitgaven eerlijker, gerichter en vooral democratisch gelegitimeerd ingezet hadden kunnen worden. Er komt zelfs een algemene vermogensbelasting aan de orde, en erfenissen en vermogensoverdrachten worden als onrechtvaardig verdiend vermogen door Wolf gediskwalificeerd. Zowaar een herverdelend politiek program! Wanneer Wolf opeens moet spreken over eerlijke en veilige arbeid, blijven zijn ideeën vrij vlak. ‘Een begin van een agenda, niet het einde (…) waarbij het onmogelijk is om in detail in te gaan op alle opties, aangezien elk onderwerp een boek kan vullen’, noemt hij het verontschuldigend.
Maar is dit nu zo nieuw? Want dit lijstje zou je met een positieve blik een soort sociaaldemocratie van de rechtervleugel van de PvdA kunnen noemen: geloof in markten, maar ook in herverdeling. De kracht van het boek schuilt daarmee ook niet zozeer in de oplossing die gepresenteerd wordt, als wel in de kracht van de alarmkreet van iemand die jarenlang het radarwerk van het kapitalisme heeft bestudeerd. En vervolgens een brede analyse presenteert, met een veelheid aan grafieken, getallen en een ingevoerde blik op financiële markten en hun werking. Het is een blik die je binnen links niet heel veel tegenkomt, van een auteur die juist buiten de linkse kerk wordt gelezen. Daarnaast wordt Wolfs analyse gelardeerd met allerlei korte uitstapjes naar filosofen en economen. Dat maakt het boek lezenswaardig. Wolfs kundige journalistieke pen zorgt er daarnaast voor dat het 541 pagina’s tellende boek nauwelijks verveelt.
Tegelijkertijd baart het boek wel zorgen. Want we leven inmiddels in 2024. De grote financiële crisis van 2008 is alweer lang geleden. Ook valt het op hoe graag we het corona-tijdperk collectief willen vergeten. Maar is door die grote crises (‘the big reset’ – zo klonk het ooit namens het World Economic Forum in Davos) nu zoveel ten goede veranderd? Shell draait het beperkte vergroenend beleid terug – Unilever hangt zijn duurzame ambities aan de wilgen. Andere economische grote spelers bedingen douceurtjes van overheidswege onder dreiging het land te verlaten. Tot zover de geestgesteldheid van de multinationals op het gebied van een systeemverandering. Eén van de erfenissen die wel blijvend is, zo constateert ook Wolf, is dat de overheid als centrale actor weer geheel terug is. Maar dat tegelijkertijd de verwachtingen van wat die overheid moet gaan regelen veelal overtrokken zijn. En dat supranationale samenwerking juist in allerlei landen onder vuur ligt.
En dat terwijl de uitdagingen groter dan ooit zijn, met name op het gebied van de biodiversiteit en klimaatcrisis – maar voegt u hier gerust allerlei andere thema’s naar keuze (van AI, tot een oorlog in Europa) aan toe. En als zelfs een marktdenker als Wolf kritisch is op in hoeverre het huidige kapitalisme een houdbaar systeem blijkt dat dit type uitdagingen aankan, dan moeten alle alarmbellen rinkelen. Te meer omdat, zoals de econoom Branco Milanovic al eerder beschreef in Capitalism, Alone (zie Tijd & taak, 2020) het kapitalisme, in de huidige vorm of de autoritair Chinese variant, het enige vehikel is wat we lijken te hebben. Een echte adaptatie van het neoliberale kapitalisme in een meer Rijnlandse of duurzame variant waar niet alleen aandeelhouderswaarde voorop staat, is nog te weinig zichtbaar, en al helemaal niet in de financiële wereld zelf.
Je moet goed zoeken om een begin van een omwenteling te bespeuren: het hopelijk standhouden van de Europese Green Deal, de winst van Labour misschien? In Nederland valt er van het huidige kabinet niets te verwachten, en in tal van andere liberale democratieën staan de autocraten voor de poort. De Amerikaanse verkiezingen kunnen in geval van een overwinning voor Trump voor alle liberale democratieën desastreus zijn. Wolfs laatste roep is een belangrijk signaal, maar het gevoel dat aan het eind van het boek omhoog kruipt, is toch een beetje: too little, too late. Maar goed, ook alle kleine beetjes helpen.