Mohammed Chahim is Europarlementariër namens de PvdA en staat als nummer 2 op de lijst voor de aankomende Europese verkiezingen. Sinds zijn verkiezing klom hij op tot vicepresident van de sociaaldemocratische fractie en werd hij een van de toonaangevende voorvechters van het Europese klimaatbeleid. Ook was Chahim dit jaar juryvoorzitter van de Banningprijs over klimaatrechtvaardigheid, een perfecte aanleiding voor een interview.
Door Piet Ruig
Je bent inmiddels al bijna twintig jaar actief voor de PvdA. Was een politieke carrière iets dat je altijd al ambieerde, of is het iets waar je ingerold bent?
“Ik was denk ik altijd al erg maatschappelijk actief. We hebben al twintig jaar een debat over identiteit, over wie er bij Nederland hoort, over integratie. Als je een kind bent van migratie-ouders rol je daar eigenlijk automatisch in, omdat je er constant mee wordt geconfronteerd. Opgroeien in de jaren 2000 met een Marokkaanse of islamitische achtergrond betekende dat je bijna elke week, soms zelfs elke dag, in het nieuws was. Er werd de hele tijd óver je gesproken, maar op een gegeven moment wilden we dat er ook mét ons gesproken werd, als jonge Marokkaanse Nederlanders. Toen ben ik steeds meer debatten gaan voeren, op school, met wethouders in Helmond, maar ook een keer bij een nationaal debat in Paradiso. In die tijd werd ik geconfronteerd met uitspraken als ‘de islam is toch een achterlijke cultuur?’. Een docent poneerde die stelling een keer toen ik in de tweede of derde klas zat. Ik voelde me enorm geraakt, school zou een plek moeten zijn waar je je veilig voelt en ik was de enige met een niet-westerse achtergrond in die klas. Wat ik mooi vond was dat de klas het voor me opnam. Die docent beweerde dat hij het als grapje had bedoeld, maar dan besef je niet hoe diep je iemand raakt met zo’n opmerking.”
In Nederland zie je dat door dit soort uitspraken sommige jongeren met een Marokkaanse of islamitische achtergrond zeggen: Laat maar zitten, ik hoef niets meer met dit land. Hoe zie jij dat?
“Ik denk dat de overgrote meerderheid, net als ieder ander mens, gezien wil worden. Op zijn Brabants zeggen we weleens: ‘inne van ons’. Uiteindelijk wil iedereen die erkenning. Politiek moet er alles aan doen om mensen dat gevoel ook te geven, dat ze erbij horen. Als je het hebt over een ‘Marokkanenprobleem’, zeg je expliciet dat het gaat over iets wat buiten jouw samenleving staat. Iets dat Nederland ‘overkomt’. Zelf ben ik iemand die voor zichzelf opkomt, ik ga ervan uit dat ik er bij hoor en er is niemand die mij iets anders kan vertellen. Dat is hoe ik ben opgegroeid, dat is de hardheid die ik heb geleerd in de binnenstad van Helmond. Maar je moet niet mijn manier, mijn levenswijze projecteren op alle anderen, want niet iedereen heeft dezelfde mentale gesteldheid. Niet iedereen heeft de weerbaarheid om al die klappen op te vangen en die klappen zijn er constant. Wij leren in Nederland om mensen te beoordelen op het individu, behalve als het over bepaalde migrantengroepen gaat. We moeten stoppen met dat idee dat er allemaal homogene gemeenschappen zijn die allemaal hetzelfde denken. Al die verschillende etnische en culturele groepen zijn ontzettend divers aan het worden: van academisch opgeleid tot praktisch opgeleid, van progressief tot conservatief en alles daartussen. Eigenlijk kun je daarmee concluderen dat die samenleving best wel goed geïntegreerd is.”
Je wordt soms de protegé van Frans Timmermans genoemd. Wat vind je van dat label? En waar komt jullie affiniteit vandaan, ben jij toevallig ook Roda JC-supporter?
(lacht) “Nee, nee, Roda-fan ben ik niet. Maar ik zeg wel eens voor de grap dat ik cultureel katholiek ben, omdat ik altijd katholiek onderwijs heb genoten. Wellicht helpt het dat we allebei zuidelijke Nederlanders zijn. Als je dan toch wil spreken over verschillende culturen binnen Nederland, dan liggen zijn Limburgse en mijn Brabantse cultuur dichter bij elkaar dan bij de gemiddelde Amsterdammer of Groninger. Ik hoop ook dat mensen zo gaan kijken, je komt misschien wel meer overeen met je Marokkaans-Nederlandse buurman in Brabant dan met die autochtone Amsterdammer. Maar los daarvan heb ik de afgelopen 4,5 jaar heel veel van Frans geleerd. Van zijn passie, zijn kennis, maar vooral hoe hij het grote verhaal kan schetsen en als goede verteller mensen daarin meeneemt. Ik heb gewoon heel veel gehad aan gesprekken met hem, maar ook onze fantastische medewerkers en de rest van de partij. Ik moet vaak denken aan de zeven vinkjes, weet je wel? (Een boek van Joris Luyendijk, red.) Ik heb geen ouders gehad die in Nederland hoogopgeleid zijn, maar dat zevende vinkje van je ouders kan je ook wel vervangen door andere volwassenen die altijd iets in je hebben gezien en in je hebben geloofd. Zo heb ik de afgelopen jaren veel steun gevoeld van mensen als Frans, maar ook van Diederik (Samsom), en Agnes (Jongerius), en Paul (Tang) en allemaal anderen die ik nu tekort doe door ze niet te noemen.”
Er wordt vaak gesproken over de afstand tussen de burger en de politiek, al helemaal als het over de EU gaat. Is dat iets waar je zelf mee worstelt? Vind je het moeilijk om de connectie met Helmond te houden?
“Nee, dat heb ik niet. Ik woon nog in dezelfde wijk als waar ik ben opgegroeid. Ik ben al blij als ze me als Europarlementariër herkennen. Voor de meeste mensen in Helmond ben ik gewoon Mo uit de binnenstad, snap je? Ik ben denk ik ook wel een vrij toegankelijk persoon, ik doe er in ieder geval mijn stinkende best voor om dat te zijn. Feitelijk klopt het natuurlijk dat ik gewoon minder tijd heb. Ik heb ook een gezin, en ik ben mijn vrouw dankbaar dat ze de afgelopen jaren eigenlijk alle zorg daarvoor heeft gedaan. Ze noemt zichzelf parttime alleenstaande moeder. (lacht) Ja, ik lach er wel om, maar het doet ook wel pijn. Ik ben maandag tot donderdag niet thuis. Dat zijn drukke dagen als je twee schoolgaande kinderen hebt. Als ik haar niet had, had ik niet succesvol dit werk kunnen doen. Je hebt een duaal leven, dat staat wel vast. Het ene moment liep ik in het Witte Huis, en het volgende in het Badhuis, een jongerencentrum in Helmond.”
Je hebt de afgelopen vijf jaar in het Europees Parlement een belangrijke rol gespeeld in de onderhandelingen over verschillende aspecten van de Green Deal. Voelt dat als een succes?
“Ja, zeker. Toen ik tien, vijftien jaar geleden me begon te verdiepen in de energietransitie was ik binnen de PvdA een vreemde vogel. Klimaat, dat deed je pas als je alle andere dingen had opgelost. In de PvdA was altijd het adagium: ‘Je kan pas groen doen als je niet rood staat.’ Ik heb weleens gezegd: juist door groen te doen, kom je uit het rood. Als je zonnepanelen en een goed geïsoleerd huis had, is de energiecrisis voor jou totaal anders verlopen. En juist de mensen met een ruimere portemonnee, die hebben dat soort kansen. Per jaar gaan er in Europa 400.000 mensen dood door slechte luchtkwaliteit, en ik kan je zo vertellen in welke wijken die mensen wonen. Groen doen is ook inkomenspolitiek.
Dat is je motivatie, maar wat maakt de afgelopen periode dan succesvol?
“Er is een klimaatwet gekomen. Er is geen klimaatwet wereldwijd die zo’n grote regio beslaat. We hebben ontzettend veel hervormingen doorgevoerd: het emissiehandelssysteem, nieuwe standaarden voor auto’s, voor vrachtwagens, voor bussen. We hebben voor de allereerste keer een CO2-grensheffing geïntroduceerd waardoor ook bedrijven buiten Europa als ze vervuilen gewoon moeten betalen aan de Europese grens, we zijn bezig onze groene industriepolitiek echt te verankeren, en zo kan ik doorgaan. Dit is een historische periode.”
Zijn die overwinningen niet ook heel precair? Tijdens de parlementsperiode werden de onderhandelingen steeds moeilijker, met de natuurherstelwet deze zomer als hoogtepunt. Voelt dat niet als kwetsbaar?
“Er zijn een aantal wetten geweest die ontzettend gevoelig lagen en de natuurherstelwet was daar één van. Maar ook dat is een historische wet. Het is net als bij de Berlijnse Muur: de eerste klap tegen die muur, die liet waarschijnlijk geen scheur achter. Maar het was wel de eerste stap naar het afbreken van die volledige muur. Het is de allereerste keer dat we hebben aangegeven dat wij onze natuur willen gaan herstellen. Ik ben ervan overtuigd dat de volgende keer dat we gaan onderhandelen om de natuurwet bij te schaven of te delen, dit al niet meer ter discussie gaat staan, ook niet bij rechts. Net zoals 55 procent CO2-vermindering in 2030 ooit als onmogelijk werd gezien. Op een paar radicaal-rechtse lieden na, stelt niemand die 55 procent nog ter discussie.”
Bij die onderhandelingen over de natuurherstelwet zag je dat de christendemocraten alvast een coalitie met radicaal-rechts gingen uitproberen. Maakt dat je niet alsnog bang, dat een nieuw, rechtser Europees Parlement die de groene erfenis in gevaar kan brengen?
Ik denk dat de christendemocraten daarmee een ontzettende slechte strategie hanteren. Ze staan helemaal niet per se op verlies in de peilingen, maar toch vrezen ze de opkomst van partijen als AfD (Alternatieve für Deutschland, de radicaal-rechtse partij in Duitsland). Door af en toe hun retoriek over te nemen denken ze daar stemmers weg te halen, maar ik denk dat die dan liever bij het origineel gaan zitten. Terwijl ze gewoon een goed verhaal te vertellen hebben! Ze hadden die natuurherstelwet ook kunnen uitleggen als een overwinning. Het compromis dat voorlag ontnam inhoudelijk al hun zorgen. Ik vrees dat de christendemocraten hier in Europa veel te vroeg zijn begonnen met de verkiezingen. Ik weet niet hoe het zit met hen, maar ik heb de luxe niet om ervan uit te gaan dat ik word herkozen. Ik wil heel graag de komende drie, vier maanden die ik nog heb, gewoon alles afronden wat we kunnen afronden.
De verkiezingen in Nederland lijken te tonen dat dat soort inhoudelijkheid niet meer zoveel uitmaakt.
“Kijk, op het moment dat het borrelt in de onderbuik, kun je mensen niet bereiken met ratio. Dus moet je ze met gevoel proberen te overtuigen en daar hebben we gewoon meer tijd voor nodig. Maar dat vergt ook zelfvertrouwen van links. En niet te veel terugkijken op de besluiten die we in het verleden hebben gemaakt. Misschien hebben we wel fouten gemaakt, maar je moet je verhaal met volle overtuiging vertellen. Dat gaat over zorg, over huizen, over onderwijs. We moeten laten zien dat we daar iedere dag mee bezig zijn. Het probleem is dat wij als PvdA gekoppeld worden aan de partijen die horen bij een falende overheid. Dus de enige manier waarop wij weer vertrouwen terug kunnen winnen is door te laten zien dat we lokaal juist alles er aan doen om ervoor te zorgen dat we echt staan voor de mens. Dat is één. Twee is dat we zodra we weer een kans krijgen om te regeren, we ook echt laten zien dat wij bereid zijn om een aantal systeemfouten in Nederland te hervormen en daar ook voor durven te staan. Woningbouw, Groningen, de toeslagenaffaire, het belastingstelsel. Arbeid moet meer lonen, kapitaal mag meer belast worden, wonen is een recht, enzovoort. Klassiek sociaaldemocratische thema’s.”
Wat is dan jouw visie op verenigd links, laat je daarmee niet het ideaal van de PvdA als klassieke volkspartij achter je? De GroenLinks-kiezer heeft historisch een heel ander sociaal-demografisch profiel.
“Nee, daar ben ik het helemaal niet mee eens. Uiteindelijk is de kern van de Partij van de Arbeid dat wij juist bruggen slaan tussen de arbeider en de dominee. De SDAP werd niet voor niets grappend de ‘Studenten, Dominees en Advocaten Partij’ genoemd. Wat ons bindt is juist solidariteit tussen hoog én praktisch opgeleid, de bouwvakker en de rechter. Groen is daar een essentieel onderdeel van geworden. We moeten die valse tegenstelling aanvechten. De arbeider ís niet het slachtoffer van de klimaatactivist die vecht voor een eerlijkere wereld. Sterker nog, als de arbeider en de klimaatactivist bij elkaar aan tafel zouden zitten, zouden een aantal problemen gewoon afgestemd kunnen worden. Ik wil dat íédereen toegang heeft tot een elektrische auto. Ik wil zorgen dat we veel beter openbaar vervoer hebben, liefst met tickets die zo goedkoop zijn dat ov-gebruik gewoon weer normaal en voor iedereen toegankelijk wordt in Nederland. Dat zijn mooie oplossingen waar iedereen iets van voelt. Als je het daar met elkaar over eens bent, dan haal je elkaars doelen. En dan is samen zitten en elkaar versterken in één partij veel belangrijker dan de kleine nuances die we nog hebben.”