Philipp Blom besteedt in zijn boeken aandacht aan het urgente vraagstuk van de ingrijpende klimaatverandering. Volgens Blom is het idee dominant dat de mens buiten en boven de natuur staat en de aarde moet onderwerpen. Die onderwerping werd lang gezien als vooruitgang, maar loopt stuk op de klimaatcrisis. Het is lastig deze ramp onder ogen te zien en te handelen. Inzicht in de geschiedenis en bewustwording van denkpatronen kunnen ons daarbij helpen. Om een antwoord te vinden op de vraag wat ons te doen staat, interviewen we Blom eind juli via Zoom. Hij woont in Wenen waar het die ochtend 35 graden is. Een ventilator houdt zijn werkkamer enigszins koel. 

Door Evelien Polter en Joke van der Neut

In uw boek Het grote wereldtoneel laat u de kracht van de verbeelding zien. U bent opgegroeid met Duitse en Nederlandse familieverhalen. Wat hebben die u geleerd over de kracht van de verbeelding?

Ik had een oudoom die ik nooit heb leren kennen, omdat hij als veertienjarige jongen is overleden bij een ongeluk. Maar hij was een begaafde kleine kunstenaar en hij heeft in de jaren twintig van de vorige eeuw een papieren theatertje gemaakt waar ik later als kind mee mocht spelen. Mijn oudoom tekende prachtige landschappen die de klassieke westerse blik op het Wilde Westen verbeeldde. Winnetou was een van de papieren figuren waarmee ik toneelstukjes opvoerde. Ik was daar als jongen verliefd op. Toen ik ouder werd zag ik foto’s van doodgevroren Indianen die in de koloniale oorlog sneuvelden en foto’s van kinderen van Native Americans die met kortgeknipt haren in nieuwe kleding werden gepresenteerd als triomf van de beschaving. Die foto’s waren geen onderdeel van het Wilde Westen dat ik als jongen had leren kennen. Het verhaal over de verovering van Amerika is een van de dingen die veranderd zijn. Dat is een machtig feit, want wij bestaan als mensen uit verhalen. Wat is goed, wat is fout, wat is het kwaad, door de verhalen die we elkaar vertellen weten we dat. 

Wat kunt u vertellen over de omslag van uw boek De Onderwerping, een schilderij van Leyendecker?

Het schilderij van Leyendecker gaat om de beheersing van de aarde. Op het schilderij zie je op de voorgrond de ingenieur of de bezitter die het geheel overziet en op de achtergrond mijnbouwarbeiders aan het werk. Bij de beheersing van de aarde zijn alle verhoudingen hiërarchisch.

Dit boek gaat over de geschiedenis van de verhouding van de mensen tot de natuur. U wilt zichtbaar maken hoe ‘de onderwerping’ in ons hoofd is gekomen? 

Je kent het beeld van vissen die in water zwemmen en niet weten wat water is. Datzelfde geldt voor mensen. Wij weten niet wat ons verhaal is, omdat het voor ons niet als een uitzonderlijk idee verschijnt. Het is een bijzonder, maar ook een gek idee, dat mensen de arrogantie hebben om te denken dat de planeet er voor hen is. Dat wij hier zijn om de boel te beheersen. Het is de moeite waard om te laten zien hoe vreemd die gedachte is. Hoe die is gegroeid, waar die vandaan is gekomen, maar ook hoe je de wereld anders kan benaderen. 

Al het natuurwetenschappelijke onderzoek toont ons dat we dieren zijn die veel sterker op andere dieren lijken dan we ooit dachten. Dat andere dieren intelligentie, gevoelens en een bewustzijn hebben. Ook dieren van wie we dat niet hadden gedacht, zoals de octopus. Dat er dus nog een heleboel te leren valt. Dat het oude mythologische verhaal dat wij daarbuiten staan en anders zijn, niet vol te houden is in het licht van al die onderzoeksresultaten. De filosofische conclusie die daaruit volgt is heel eenvoudig: wij zijn de natuur. Er is niets buiten de natuur. Mensen zijn een onderdeel van de natuur. En alles, inclusief de atoombom en kunstmatige intelligentie, is een product van de natuur en van de evolutie. Deze kennis verandert het perspectief. 

U schrijft over de Kleine IJstijd rond de tweede helft van de zestiende eeuw en de aardbeving in Lissabon in 1755. Deze natuurrampen veranderden      het denken in die tijd. Is de klimaatverandering nu een vergelijkbare natuurramp? 

Zeker! Met de klimaatcrisis is het nadeel dat het een ramp in kleine stapjes is die rampzalige gevolgen heeft. Het inzicht dat er iets aan de hand is, een ramp die door mensen is gemaakt, die door mensen gedeeltelijk opgelost kan worden, dat zien veel mensen. Dat betekent dat we moeten zeggen: ‘We hebben iets fout gedaan.’ Het besef begint door te dringen dat de technologische vooruitgang alleen maar mogelijk was met een enorme verstoring van het milieu en gepaard ging met de uitbuiting van mensen op andere continenten.     

Tegelijkertijd is er met de technologische voortuitgang een vorm van morele vooruitgang gekomen zoals democratieën, vrouwenemancipatie en het homohuwelijk, door de naoorlogse rijkdom die in het Westen werd vergaard door industrialisatie. We hebben groei van de economie nodig om te betalen. Aardolie maakte die groei mogelijk. Het is het dilemma van de economische groei die voordelen heeft gebracht en tegelijkertijd de vernietiging van de biodiversiteit veroorzaakte. 

In de komende decennia komen oorlog, vluchtelingen, problemen met water- en voedselvoorziening ook naar Europa. De vakantie van de geschiedenis is voorbij.

We moeten af van de onderwerping van de aarde?

Vele culturen geloofden in meerdere goden, geesten of voorouders. Met iedere stap die de mens zette kwam hij op het gebied van iemand anders, van een andere kracht. Hij moest zich daarmee verbinden door een opening te zoeken, door een gebed te zeggen, door een ritueel uit te voeren. En toen kwam het Bijbelse besef dat er in de wereld buiten de mens geen goden en geen geesten zijn, dat die wereld niet bezield is. Op een heel patriarchale manier mocht de mens vanaf toen de aarde penetreren, bezitten, kopen en verkopen. De aarde had en heeft niets te zeggen, heeft geen stem. 

U pleit ervoor de radicale Verlichting voort te denken. Wilt u dit toelichten?

De Verlichting begint in de zeventiende eeuw als een intellectuele verzetsbeweging tegen kerk en adel. Tweehonderd jaar later is die groep de heersende klasse. Zij hebben geen verzetsdenken meer nodig, maar een oorsprongsmythe. Wat wij nu Verlichting noemen is een uitvinding van de historici uit de negentiende eeuw. Ze vertolkten de Verlichtingsdenkers die in hun straatje pasten.

Philipp Blom in De Onderwerping:

In het Verlichtingsverhaal dat de gematigde stromingen vertolkt (de ‘moderate mainstream’), worden christelijk-theologische concepten overgenomen en in een ander jasje gestoken. Dit leidt tot ogenschijnlijk subtiele, maar ook grote verschillen. De religieuze heilsgeschiedenis (de hemel) kreeg een reguliere invulling met de vooruitgang van de wetenschap (de hemel op aarde). In Genesis 1:28 geeft God de mens de opdracht de aarde te onderwerpen. Dit werd het doel van de wetenschap. De spirituele vooruitgang, het morele handelen, werd een materiële vooruitgang met de overtuiging dat deze rijkdom ons geluk (verlossing) kan brengen. De verlichte rede is een voortzetting van de christelijke ziel. De mens bleef dankzij de rede buiten en boven de natuur staan. Mensen die dichter bij de natuur zouden staan, vrouwen en gekleurde mensen, zogenaamd primitieve volken, werden minderwaardig gevonden en hun overheersing was hiermee gerechtvaardigd.

Hiermee is een beeld ontstaan van de Verlichting dat niet veel gemeen heeft met de realiteit van de zeventiende en achttiende eeuw. Er was toen niet één denkschool. De debatten waren veel rijker aan tegenspraak, aan verschillende ideeën, die varieerden per taal en politiek systeem. Daar zaten heel radicale stemmen bij, die toen al zeiden: ‘Onze anatomie en wat we willen in het leven is vergelijkbaar met die van andere dieren.’ Dat werd al prachtig verwoord door Michel de Montaigne die honderd jaar daarvoor leefde: ‘Als ik met mijn kat speel, verdrijf ik dan mijn tijd met mijn kat of doet zij dat met mij?’ Je had stemmen die een ethica in een materialistische wereld probeerden te formuleren. Er zit een rijkdom aan gedachten die nog steeds heel radicaal zijn. Het levert vragen op zoals: ‘Als ik in God geloof, moet ik dan doen wat in zijn heilige schrift staat? Hoe komt het dat theologen allemaal precies weten wat er bedoeld wordt, maar dat ze het allemaal verschillend zien? Maar als ik geen God heb, dus niemand die mij geboden oplegt, leef ik dan in een volslagen moreelvrije ruimte, mag dan alles? En als ik wel morele ideeën, ethische ideeën heb, waar komen die vandaan, waar kan ik die aan vastknopen?’ Dat zijn nog steeds ongelooflijk belangrijke vragen in maatschappijen waar verschillende culturele en sociale (belangen)groepen naast elkaar bestaan, die niet maar één overlevering, één traditie hebben. 

U noemt het theologisch denken als oorzaak van de klimaatcrisis. U doelt daarbij op het vooruitgangsdenken, de mens boven de natuur stellen en de wil haar te onderwerpen. Maar is de technologische ontwikkeling en de industrialisatie in het Westen niet de oorzaak van de klimaatcrisis? 

De vooruitgang is een theologische idee, het is het idee van de christelijke heilsgeschiedenis. Als we over onze toekomst willen nadenken, dan is de vooruitgang een denkpatroon dat ons niet helpt. Als we over onze betrekking met de natuur willen nadenken, dan is de oude idee dat we buiten de natuur staan en anders zijn dan dieren niet behulpzaam. We moeten inzien dat het gedachten zijn die via een proces in onze hoofden zijn beland. Als ik theoloog ben, dan kunnen deze patronen behulpzaam zijn om over de wereld na te denken. Maar als ik de klimaatramp wil voorkomen, dan moet ik er anders over nadenken. Dan moet ik beseffen dat ik een onderdeel ben van deze planeet en dat onze hele beschaving een onbelangrijk onderdeel is en dat het ergste wél kan gebeuren. Dat de idee van een hemels Jeruzalem geen bescherming biedt tegen het uitsterven van de mens. We moeten dus met open blik het landschap bekijken en onze denkpatronen opzijzetten. We moeten onderzoeken welk denken behulpzaam is om te voorkomen dat over twintig jaar de helft van Nederland onder water staat.

We lopen nog steeds met ideeën in ons hoofd die sinds de Bronstijd niet bevraagd zijn. Maar we leven niet in de Brondtijd, maar met de technologieën van de 21ste eeuw. Dan is het zinvol deze ideeën te bevragen. Zeker met wat we nu over onszelf weten. Het genetische verschil tussen ons en primaten is 1,5%. Dat is net zoveel als tussen Afrikaanse en Indiase olifanten. We zijn geen primaten, we leven niet in bomen. We hebben wel, wat geen ander dier lijkt te hebben, het besef dat wijzelf als individu doodgaan. Er zijn dieren die begrijpen wat dood is, dat er iemand weg is die niet meer terugkomt, die treuren, die een primitief ritueel blijken te hebben of terugkeren naar de lichamen van de doden. Maar dat het met henzelf gaat gebeuren, dat lijken ze niet te zien. En dus já, er zijn verschillen tussen ons en andere dieren. 

We zijn als mens in staat een klimaatramp te veroorzaken. 

Dieren die zijn ingevoerd in andere landen, zoals konijnen in Australië, hebben daar voor een bevolkingsexplosie gezorgd. Die doen hetzelfde als wat de homo sapiens heeft gedaan. Alleen de homo sapiens heeft technologie om het te intensiveren. Maar wat wij collectief doen is exact hetzelfde als wat andere dieren doen als ze de mogelijkheid hebben. Een heleboel dieren en planten kunnen zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Dat maakt me best optimistisch. Ik denk dat wij als mensen anders kunnen gaan leven. Maar daar is een ramp voor nodig, want een ramp helpt. 

Behalve voor degenen die daarbij omkomen. 

We komen nu terug bij ‘verhalen’. Om zo’n verhaal te vertellen zodat mensen anders gaan handelen, anders gaan denken, daar heb je een harde klap voor nodig. De hoop die wij moeten hebben is dat de klap voldoende zacht is, dat we er nog zijn om daarop te reageren. En die klap is er al, alleen is het niet één klap, maar is het een langzaam gebeuren. Maar de druk stijgt om dingen te veranderen. We kunnen niet doorgaan met meer verbranden, meer groei, meer spullen produceren. Daarmee komen we er niet. Er is een grote transformatie nodig. Niet alleen in Nederland of in Oostenrijk,maar een transformatie op wereldniveau. Daardoor krijg je andere discussies, zoals een postkoloniale discussie, waarbij ontwikkelingslanden zeggen: ‘     Nu zijn jullie rijk en hebben jullie voldoende, en nu willen jullie ons verhinderen dat ook te bereiken. Nee, daar doen we niet aan mee.’      Maar tegelijkertijd hebben deze landen ook te maken met klimaatproblemen. 

In een uitzending deze zomer van Het Filosofisch Kwintet gaf u aan dat het niet nodig is dat meer dan de helft van de bevolking instemt met klimaatmaatregelen, maar dat je met vijftien procent al heel veel dingen kunt veranderen.

Ja, er is altijd een groep in de maatschappij die de toon zet, die zegt wat cool is en wat niet, die zegt welke ambities het waard zijn om het over te hebben. 

Denkt u dat Extension Rebellion die toon kan gaan zetten?

Nee, ik zie Extension Rebellion als een nuttige en zelfs noodzakelijke provocatie, omdat mensen al vijftig jaar lang geduldig geïnformeerd en gewaarschuwd zijn, maar het probleem niet serieus nemen. De wetenschap vertelt ons dat er nu een existentiële noodzaak is. En als de noodzaak groot is, dan is het de vraag wat zinvol handelen is. 

Hoe komen we dan tot die vijftien procent die gaat instemmen met klimaatmaatregelen?

Binnen een generatie of twee zal dat zeker gebeuren, maar we hebben geen twee generaties om ermee te spelen, het moet een stuk sneller. Ik wil niet zeggen dat ik daar optimistisch over ben, maar ik denk dat het potentieel er is. De meeste mensen willen gewoon en correct leven, niet zo anders dan hun buren. Als het gewoon is om in auto’s te rijden en cruises op grote schepen te maken, dan doe je dat. Maar als dat niet gewoon is, dan doe je dat niet. In Nederland fietsen veel mensen en dat is helemaal normaal. Of je een bankdirecteur of professor bent, het tast hun mannelijkheid niet aan. Het is een keuze, die goed is voor de gezondheid. In Oostenrijk denkt men daar heel anders over. 

Wat mij het meest verbaast is hoe het beeld in de maatschappij over het homohuwelijk is veranderd. Toen wij kinderen waren was dat ondenkbaar. In het grootste deel van de maatschappij is het nu geaccepteerd en de wereld is niet ten onder gegaan, het eigen leven is er niet door verstoord of bijzonder veranderd. Die verandering van denken kunnen we gebruiken bij de klimaatramp door andere standaarden neer te zetten. Door bijvoorbeeld een CO2-belasting die tanden heeft. Ten eerste verandert dat de markt en vervolgens de technologieën, omdat er dan een motivatie is om het anders te doen. Dan passen mensen en bedrijven zich aan en ze merken dat het leven gewoon doorgaat en nog steeds prima is. Dus als je die vijftien procent      van de maatschappij te pakken hebt dan kun je een heleboel dingen veranderen. Niet alles, niet in één keer. Je kunt proberen de maatschappij te enthousiasmeren en zelfs mee te slepen. Maar je moet niet wachten tot de laatste mens het wel ziet zitten. 

Philipp Blom (Hamburg, 1970) Zoon van een Duitse vader en een Nederlandse moeder. Studeerde filosofie, geschiedenis en judaïstiek in Wenen en Oxford, waar hij in 1996 promoveerde op een proefschrift over Nietzsche. Hij is één van de regelmatig terugkerende gasten bij Het Filosofisch Kwartet van omroep Human. Blom is een van de meest geliefde hedendaagse cultuurfilosofen die in boeken als De duizelingwekkende jaren (2009), De opstand van de natuur (2017) en Het grote wereldtoneel (2020) op zoek gaat naar de historische crisissen die het westerse denken hebben getekend. Hij schrijft voor internationale tijdschriften (The Independent, Die Zeit en Frankfurter Allgemeine). Hij woont sinds 2007 in Wenen. In 2023 publiceerde hij zijn boek De onderwerping.


Dit artikel verscheen eerder in Tijd&Taak, september 2023