In 2019 verkent de Banning Vereniging het begrip verantwoordelijkheid. Dat heeft zich de afgelopen jaren in het hart van het denken over politiek en samenleving genesteld. Politici hebben het bij voortduring over ‘verantwoordelijkheid nemen’ en ook burgers zijn voor steeds meer zelf verantwoordelijk. Maar wat bedoelen we eigenlijk met dit begrip. Politiek filosoof Yascha Mounk schreef er een interessant boek over, The Age of Responsability. Twan van Lieshout, winnaar van de Banning Prijs 2018, besprak het afgelopen jaar voor Tijd en Taak.
Behoort u eigenlijk wel tot de groep van mensen die rechtmatig een appèl mag doen op een uitkering? In mei van dit jaar lanceerde Klaas Dijkhoff een nieuw plan, of een proefballon zo u wilt. De bijstand zou verlaagd moeten worden. Hij ging er tijdens zijn speech op het VVD-verkiezingscongres gedetailleerd op in. Alleen mensen die bij het ‘goede volk’ horen die zouden er nog iets bij mogen krijgen. ‘Dat is wél de bijstandsmoeder die netjes de kinderen opvoedt, solliciteert en omkijkt naar de buurman, maar níet de zwartwerkende uitkeringstrekker.’ Dijkhoff zoomde hierbij in op de sociale zekerheid: ‘je krijgt geld van anderen op je rekening. Je claimt rechten, waarvoor je niets hoeft te doen. Wij van de VVD vinden dat als je niet solliciteert, geen opleiding volgt, dat je gekort moet worden.’ Maar omdat op deze harde aanpak kritiek is, stelde hij voor om het systeem om te keren. Een verlaagde uitkering. Je hoefde wat Dijkhoff betreft niet te creperen, maar dat was het dan ook wel. Als je je goed gedraagt, zoals door te solliciteren, krijg je er vervolgens ‘een stapje bij’. De VVD bepaalt wel wat goed gedrag is.
De kritiek was niet van de lucht. ‘Een volgevreten machtspartij’, volgens PvdA-leider Lodewijk Asscher. ‘Een werkloze vijftigplusser wil weer aan de slag. Zijn kwaliteiten inzetten voor de samenleving. En niet vernederd worden door Klaas Dijkhoff, die zegt dat je wel met wat minder toekan dan het bestaansminimum.’ Lilian Marijnissen hekelde dat ‘mensen die helemaal niet kunnen werken en afhankelijk zijn van de bijstand, voor straf nog meer moeten worden gekort.’
Het is met name deze laatste reactie waar het volgens politiek filosoof Yascha Mounk misgaat. In zijn indrukwekkende boek The Age of Responsibility. Luck, Choice and the Welfare State stelt hij dat er de laatste jaren een grote nadruk is komen te liggen op schuld en persoonlijke verantwoordelijkheid bij een beroep op maatschappelijke solidariteit. Zijn mensen zelf verantwoordelijk voor de penibele situatie waarin ze verkeren? En zo ja, waarom zou het gedeelte van de bevolking dat haar zaakjes wel op orde heeft (‘het goede volk’) daarvoor op moeten draaien? The Age of Responsibility is een boek dat al je ideeën over wie wel en niet recht hebben op een uitkering ter discussie stelt. Mounk bouwt daarvoor een interessant maar soms ook redelijk zwaar betoog op, waar we ons door een flinke maar goede bloemlezing van de politieke filosofie van de laatste vijftig jaar moeten worstelen. Niettemin is het een leesbaar boek, het is uitstekend gestructureerd en bouwt het ene argument op het andere, waardoor de centrale lijn steeds goed te volgen blijft.
Mounk start door te stellen dat we leven in een ‘eeuw van verantwoordelijkheid’. Steeds vaker wordt benadrukt dat burgers hun persoonlijke verantwoordelijkheid dienen te nemen. En waar vroeger met deze verantwoordelijkheid bedoeld werd dat je naar anderen omkijkt en hun als goed burger of uit naastenliefde helpt als ze in de problemen komen, staat de huidige verantwoordelijkheid voor een individuele verantwoordelijkheid. Je moet jezelf redden. Zelf moet je je best doen en zo niet, dan is er ook geen mededogen of hulp van de maatschappij. Alleen zij die zich verantwoordelijk gedragen, of in de woorden van Dijkhoff tot het ‘goede volk’ behoren, worden nog geholpen. Mounk toont hierbij aan dat deze transformatie zich zowel in de politieke filosofie en de sociologie als in de politiek heeft voltrokken.
In de politieke filosofie werd in de vorige eeuw het utilitarisme, waar anderen elkaar moesten helpen als dat tot een groter geluk leidde, vervangen door het contractualisme van John Rawls en het geluk-egalitarisme van Ronald Dworkin. Dit contractualisme gunt de minst bedeelden in een fictieve onderhandeling een maximale uitkomst, maar verwacht wel dat burgers meedoen aan de samenleving en zich aan het contract houden. In het geluksegalitarisme worden de echte pechvogels gecompenseerd door de maatschappij, maar mogen diegenen die een afgewogen goede of slechte keuze maken wel beter of slechter af zijn. Het zette de deur open, aldus Mounk, naar nieuwe politieke keuzes die in de moderne meritocratie burgers zelf verantwoordelijk maken voor de keuzes die ze maken. Als deze tot slechte uitkomsten leiden, zijn deze burgers zelf verantwoordelijk en hoeven ze niet bij de staat aan te kloppen. Tenzij ze kunnen aantonen dat ze niet persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun leed.
Vanaf de jaren tachtig leidde dit via Reagan en Thatcher, tot en met sociaal democraten van de derde weg als Blair en Schröder tot een politiek van zelfredzaamheid. Zelf je broek ophouden. Als je onverhoopt toch een beroep op de staat moet doen, dan dien je je vervolgens als een goed burger te gedragen. Bewijs van sollicitaties, bewijs dat je niet ongeoorloofd samenwoont. In de Volkskrant van 16 juni 2018 stond waartoe dat kan leiden: een controleapparaat van de overheid, dat burgers in hun intiemste privé-situaties bespioneert, op zoek naar bewijzen van onverantwoordelijk gedrag. Waarna de overheid kan gaan korten op deze gecriminaliseerde bijstandsgerechtigden. Buren die elkaar aangeven. Het is een systeem gebaseerd op wantrouwen, dat steeds ongemakkelijker aanvoelt. Terwijl tegelijkertijd nieuwe proefballonnetjes worden opgelaten, ten behoeve van een samenleving die de schuldvraag steeds centraler stelt.
De traditionele reactie van links, aldus Mounk, is dat het enerzijds meegaat in dit discours van rechts en accepteert dat inderdaad persoonlijke verantwoordelijkheid en schuld bepalend is voor het recht hebben op steun van de samenleving. Als je je misdraagt of nalatig hebt gehandeld, dan krijg je niets. Anderzijds probeert links te ontkennen dat diegenen die in een penibele situatie van werkloosheid of armoede verkeren daar zelf verantwoordelijk voor zijn. Deze mensen ‘kunnen helemaal niet werken’, in de woorden van Marijnissen. Mounk betoogt dat dit slecht aansluit bij onze intuïtie: het zou betekenen dat een deel van de bevolking feitelijk geen regie heeft over het eigen leven. Immers, hun uitgangssituatie (de genen, de jeugd, de opvoeding) en de samenleving (onderwijs, in welke wijk je woont) heeft hen zo benadeeld, dat ze niet verantwoordelijk zijn voor het feit dat ze een beroep doen op anderen. Als deze anderen hun hulpvraag vervolgens ondersteunen, dan zijn er twee ongelijke klassen gecreëerd in de samenleving: zij die bekwaam en onbekwaam zijn in het voeren van een eigen regie. Dit is niet wat we willen, noch de ontvangers, noch de verstrekkers. We willen allemaal dat we een zekere mate van persoonlijke regie hebben over ons eigen leven, en daarvoor als volwaardige burgers ook verantwoordelijk kunnen worden gehouden.
Hoe dan wel te reageren? Mounks oplossing is dat we voortaan wel accepteren dat mensen verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het feit dat hun onheil is overkomen waarvoor ze steun behoeven van anderen, zoals bijvoorbeeld werkeloosheid. De vraag hierbij is wel of Mounk collectieve (economische) problemen niet te makkelijk onder het tapijt schuift. Mounks stelt dat we vervolgens een tweede stap achterwege laten: we accepteren dat burgers weliswaar wel verantwoordelijk kunnen zijn, maar dat we ze daarom nog niet per se verantwoordelijk hoeven houden voor hun ongelukkige situatie. Hier zijn veel goede redenen voor.
Ten eerste is het controlesysteem hopeloos inefficiënt. Een overheid kan nauwelijks voor alle burgers die zich tot haar wenden voor een uitkering gaan kijken in hoeverre ze zich onverantwoordelijk hebben gedragen. Hebben ze voldoende en met overtuiging gesolliciteerd, in hun jeugd een opleiding verkwanseld, een pakje sigaretten per dag gerookt? Ten tweede maakt zo’n overheid ongetwijfeld fouten. Bijvoorbeeld door te stellen dat een vrouw stiekem samenwoont en zo de bijstand oplicht, terwijl ze eigenlijk wat vaker over de vloer kwam bij de bovenbuurman omdat hij verzorging nodig had. Het is onrechtvaardig dat deze mensen gestraft worden. Bovendien wakkert het hele systeem angst aan, ook onder het ‘goede volk’ van Dijkhoff, dat ook niet kan weten of ze ooit een beroep op de collectieve solidariteit moet doen. Er ontstaat een stigma op het aanvragen van het een uitkering. Als laatste blijken straffen ook een slecht middel om mensen weer op het goede pad te krijgen. Boetes en kortingen leiden tot systematische schulden. Het afpakken van een uitkering leidt tot het verkopen van de auto die nodig is om bij het volgende sollicitatiegesprek te komen. De persoonlijke verantwoordelijkheidsdoctrine en de bijbehorende strenge straffen leiden zodoende tot een samenleving waarin problemen eerder groter worden dan kleiner, waar ook de samenleving als geheel niet mee gediend is. Beter dus om deze, ook al is het wellicht contra-intuïtief, te vervangen door een voldoende genereuze ondersteuning, waardoor behoeftigen opnieuw regie over hun leven kunnen voeren, en zich kunnen herpakken. Zo wordt deze groep niet structureel tot tweederangsburger gedegradeerd.
Maar waarom zouden we dit moeten doen? Volgens Mounk omdat er waarden zijn die we belangrijker vinden dan louter straf en verantwoordelijkheid. Hij wil deze niet zelf invullen, maar hier de samenleving zelf over na laten denken. Het maakt het boek ietwat onaf en sterker in de kritiek op de straf en de persoonlijke verantwoordelijkheid dan in de oplossingen en nieuwe waarden voor een genereuzere samenleving. Want mogelijke waarden liggen voor de hand. Zoals bijvoorbeeld naastenliefde, of gelijkwaardigheid, waardoor mensen niet geparkeerd worden als zielige tweederangsburger. Of het verantwoordelijk kunnen zijn voor anderen, of dit nu familie, vrienden of onbekenden zijn. Het kunnen zorgen voor anderen geeft immers velen zin.
Zodoende kwam de reactie op Dijkhoffs plan van ChristenUnie-leider Gert-Jan Seegers misschien nog wel het dichtst in de buurt van de oplossing van Mounk: hij stelde dat de overheid er moet zijn voor iedereen, ongeacht schuld, omdat het kloven verkleint en vertrouwen herstelt. Het is een begin van een betere benadering: minder gericht op straf en schuld, meer op kansen, hoop en het terechte vertrouwen dat het grootste gedeelte van de bevolking zich wel degelijk verantwoordelijk wil gedragen.