Is dit de politiek die we werkelijk willen? Om die vraag draaide dit jaar de Banning Leergang 2018. Twee deelnemers, Arie Huisman en Frits Hendriks, voelden zich door die vraag voldoende uitgedaagd om er een reflectie over te schrijven. Hieronder hun beschouwingen.
Is dit de politiek die we werkelijk willen?
Met deze vraag ben ik aan de Banningleergang 2018 begonnen en heb ik antwoord gekregen? Om te beginnen kan ik natuurlijk alleen maar voor mijzelf antwoord geven op deze vraag en zou ik willen vermijden te suggereren voor alle deelnemers aan de leergang, laat staan voor alle Nederlanders te spreken. ‘Er wordt nooit naar ons geluisterd’ en ‘het Nederlandse volk wil’ hoor ik wat mij betreft veel te vaak. ‘We doen het voor onze kinderen’ in de zwartepieten discussie, onze eigen mening wordt wat mij betreft te vaak verward met wat kinderen/mensen nu echt vinden als we het ze vragen na het goed te overdenken.
Ik denk dat de zwartepietendiscussie ook direct blootlegt waar, voor mij, het werkelijke probleem zit. De argumenten worden op luide toon uitgewisseld zonder echt naar elkaar te luisteren en zonder enig respect voor de mening of het geloof van de ander. Deze, in mijn ogen, gewelddadige omgangsvorm zie je eigenlijk overal, zowel in het maatschappelijke als bestuurlijke debat. Voor sommigen lijkt het een spel maar voor anderen is het bloedserieus. Is dit de samenleving waarin ik mij prettig voel? Nee!!! Is dit de samenleving die ik wil? Nee!!! Is dit antwoord op de vraag of dit de politiek is die ik werkelijk wil? Nee!!!
Volgens de Wikipedia is politiek:‘de wijze waarop in een samenleving de belangentegenstellingen van groepen en individuen tot hun recht komen – meestal op basis van onderhandelingen – op de verschillende bestuurlijke en maatschappelijke niveaus. Waar de scheidslijn loopt tussen het politieke en het ethische en sociale is een vraag waar veel verschil van mening over bestaat. De meeste wetenschappers erkennen dat er sprake moet zijn van enig potentieel tot het gebruik van macht of geweld om een vraagstuk als politiek te bestempelen — bij het beslissen van een politiek conflict is meestal sprake van een verplaatsing van macht van de ene groep of persoon naar een andere groep of persoon.’
Het gaat dus om het overbruggen van tegenstelling tussen groepen en individuen, waarbij het begin van de oplossing meestal het gesprek is (onderhandelingen). Met ethische en sociale kaders als grenzen, zonder dat duidelijk is waar deze precies lopen. Uitmondend in een nieuw evenwicht in machtsverhoudingen. In de kern is politiek dus het onderhandelen op basis van argumenten, waarbij bepaalde grenzen in acht worden genomen, om te komen tot een nieuw evenwicht in onderlinge verhoudingen.
De onderhandelingen beginnen veelal als maatschappelijk dispuut en moeten uiteindelijk op een bestuurlijk niveau beslecht worden. Of dat bestuurlijke niveau nu democratisch of dictatoriaal is, is niet echt relevant voor het bereiken voor de nieuwe machtsverhoudingen, wel relevant is de hoeveelheid geweld waartoe men bereid is om de nieuwe verhoudingen af te dwingen. En het monopolie daarvoor hoort toe aan het bestuurlijke niveau, elke andere vorm moet worden verworpen en worden bestreden.
Natuurlijk is het lastig de juiste keuzen te maken, soms strijden rechten van mensen en financieel-economische belangen om voorrang. Soms zijn aan economische belangen ook mensenrechten verbonden zoals bijvoorbeeld het recht op zinvolle arbeid. Daar is dus de ‘vrijheid’ van de een tegelijkertijd de ‘onvrijheid’ van de ander, wat weegt het zwaarste. Hier moet de politiek een gefundeerde keuze maken en tegelijkertijd de benadeelde compenseren voor de inbreuk op zijn of haar rechten. Mensenrechten mogen echter nooit ondergeschikt zijn aan zuiver financiële belangen.
Verder is het lastig los te komen van denken in ‘eigen schuld dikke bult’. ‘Waarom zou ik je helpen je hebt het aan jezelf te danken!’ En hoever ga je daarmee, laat je een zwemmer die bewust grote risico’s heeft genomen maar verdrinken, of red je hem van de verdrinkingsdood? Help je de toekomstige generatie Grieken of vind je dat ze zeg twee generaties moeten boeten voor het wangedrag van politici gekozen door hun ouders en grootouders. Geen cent voor de Grieken hoor je dan. Gold dat ook toen duidelijk werd dat onze voorouders te zuinig waren geweest en nalieten de dijken rondom Zeeland en de delen van Zuid-Holland tijdig te verhogen? En waarom hielpen de Amerikanen ons na WOII met het Marshall-Plan? Daar zat ook eigenbelang achter zou je kunnen zeggen, je kan ook zeggen ‘wie goed doet, goed ontmoet’, dat klinkt voor mij al een stuk positiever. Het resultaat is hetzelfde, iedereen tevreden met het resultaat.
De politiek zoals ik die zou willen:
- Ik kies voor een politiek bestuurlijk niveau dat democratisch tot stand komt. Zonder iemand uit te
- Ik kies voor een politiek die haar handelen toetst aan onze grondwet en universele mensen- en
- Ik kies voor een representatieve democratie, waarbij politieke partijen en politici duidelijk zijn over hun motieven en over de ethische en sociale grenzen die zij wensen te
hanteren, de ideologie die zij aanhangen. - Ik kies voor een politiek die vindt dat democratie meer is als de dictatuur van de helft plus één.
- Ik kies voor een politiek die balans zoekt en mensen die benadeeld worden op een rechtvaardige manier compenseert, zelfs over landsgrenzen
- Ik kies voor politici die niet wegduiken als bestuurlijk handelen vereist
- Ik kies voor politici die hun eigen keuzen maken en zich niet primair laten leiden door wat andere politici, ook in andere landen
- Ik kies voor politici die een voorbeeld willen zijn voor ons
- Ik kies voor politici die vergevingsgezind zijn en zich niet laten leiden door haat- en wraakgevoelens, jegens anderen en
- Ik kies voor politici die bereid zijn ook tot dan toe onbekende oplossingen te verkennen.
Ik realiseer mij dat de politicus die dit alles in zich heeft, lastig te vinden zal zijn. Dus zal ik het moeten doen met politici die dat tenminste proberen en net als ik vinden dat er in dit lijstje eigenschappen staan die niet onderhandelbaar zijn.
Arie J. Huisman
Is dit de politiek die we willen? Reflectie op de Banningleergang 2018
Ja, ik wil! Ik wil de romantische politiek van Diederik Samsom. De schoonheid van het compromis. Het zoeken van gezamenlijke grond. Dat is toch schitterend. Maar hij kwam niet.
Hij kwam niet bij de Banningleergang. Samsom werd bij de minister van Klimaat geroepen en moest de Banningleergang weerstaan, maar Mei Li Vos heeft diezelfde romantische inslag. En zij verving hem als slotspreker, moegestreden leek het wel van een gewonnen campagne.
Hij kwam niet, die romantische politiek, in de Haagse werkelijkheid. In de campagne van 2012 kwam het ideaal van het eerlijke verhaal nog tot leven, maar daarna werd Samsom’s politiek een schrikbewind. Als in een communistische heilstaat, leek het wel, werd de fractie tot de juiste gedachten gekneed. Al nuanceerde Mei Li Vos dit beeld. Zij had zelf deel uitgemaakt van die beruchte fractie en herkende weliswaar dat despotische bewind in de eerste maanden, maar zag daarna beterschap. Samsom had geleerd van zijn fouten. Of dat een roze bril van Vos was of daadwerkelijk het romantische ideaal dat we met z’n allen organisch kunnen groeien, zal de historicus op een later ogenblik wel analyseren. Wij moeten door met de hedendaagse politiek.
En daar ging Mei Li Vos, ondanks haar ideaal, meteen in de fout. Zij noemde de kameraden van de Socialistische Partij roeptoeters. Dat markeerde niet per se het begin van een eerlijk gesprek. En ze roemde George Monbiot. Hij is een moderne linkse denker. Maar in zijn boek Na de puinhopen geeft hij vooral een echo van Pim Fortuyn’s De puinhopen van acht jaar Paars ten beste. Het is allemaal niks, maar gelukkig heeft hij de oplossing. En Monbiot’s oplossing is er daadwerkelijk een waarvoor Fortuyn zich niet geschaamd zou hebben: verbroedering, weer een samenleving worden. Is dat de politiek die we willen? Nee, dank u.
Ik hoorde zelf in de politiek eerst het appel van de christen-democratie, alvorens Wouter Bos mij riep met zijn Dit land kan zoveel beter. Ik schaam me er nu een beetje voor dat ik juist door zo’n titel sociaal-democraat ben geworden. Alsof het allemaal fout is in dit land. Alsof het echt allemaal beter moet. Wat Bos precies voorstelde weet ik niet meer. Het boekje heb ik bij een verhuizing afgegeven aan het bestuur van een PvdA-afdeling. Wel weet ik dat hij begon met The road not taken. Een voor mij -toen- nieuw gedicht over de mogelijkheid en de spijt als je niet alle mogelijkheden onderzoekt. Daarna beschreef Bos zijn zoeken naar het begrip solidariteit. Ik neem aan dat hij van daaruit zijn betoog opbouwde: we moeten solidairder zijn, weer een echte samenleving worden. Weer die boodschap waar Fortuyn en Monbiot zich niet voor zouden schamen. Het idee is blijkbaar aansprekend, maar er komt -even blijkbaar- niets van terecht.
Drie jaar geleden heb ik in een essay religie nog bezongen als de visionaire macht die politiek nodig heeft. Hoe verkeerd kun je het hebben? We hebben geen nood aan visioenen. Waarom willen we toch steeds vluchten naar een andere, betere wereld? Waarom kunnen we niet het goede dat er is behouden?
Dat is wat de apostel Paulus zei: Onderzoek alles en behoud het goede. We onderzoeken wel, bij de Banningvereniging zeker, maar dan blijven we vooral hangen bij wat er fout is. Daar leggen we de vinger op en we stellen grote ambities om die fouten als uitdagingen om te zetten in successen. Maar wat gebeurt er met hetgeen wat al goed was? Dat verpietert omdat het geen aandacht krijgt of dat wordt overgroeid door het nieuwe. Op de gang van de leergang hadden we het over zorg, onderwijs, integratie, bijstand, noem maar op. En steeds moesten we tot de conclusie komen dat elke vernieuwing ten koste gaat van wat al goed is. En dat is zonde, want er is zoveel goeds in de wereld en dat willen we toch niet vernietigen? Dat goede moet vooral goed blijven.
Je hoeft volgens mij geen blije professor te zijn om dat te zien. Al is de positieve blik helaas eenzaam in onze samenleving, en al helemaal bij de Banningvereniging. En toch is die blik wáár, hoe romantisch wellicht ook. In zijn nieuwe en tevens laatste boek laat professor Hans Rosling dat weer eens zien. En hij wil ons -samen met zijn dochter en schoonzoon- ons opvoeden om op een andere manier naar de wereld te kijken. Niet met het oog op wat fout is, maar met het oog op wat al goed is. Niet het nog-niet, maar het al-reeds is dan het vizier.
Dat wil niet zeggen dat er niets beter kan, maar we moeten oppassen voor destructieve zingeving. Zo noemt Mohamed Ajouaou de fundamentalistische gedachte die met één maatregel alles wil oplossen. Dat kan een zelfmoordaanslag zijn, maar ook het geloof in privatisering. Zo’n eenzijdig verlangen naar heil loopt altijd fout af, zoals Sander Heijne aantoonde in Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u. Terwijl dat verlangen zo ongelofelijk menselijk is. Remieg Aerts liet zien dat zolang als er democratie is er al aan gesleuteld wordt, om het perfect te krijgen. Dat is nog nooit gelukt, maar de drang zit er en blijft maar komen. En maakt onze democratie overspannen, zoals Gijs van Oenen dat noemt, en juist daardoor kwetsbaar. Is het dan nooit genoeg? Houdt het meer willen dan nooit op?
Laten we dankbaar zijn voor wat er is. Dankbaarheid als politieke attitude; daar wil ik de komende tijd onderzoek naar doen. Het is nodig om een politiek te voeren zonder grootse visioenen, maar met een beperkte horizon van hier en nu. Politiek die niet stoelt op het grote verhaal, maar op wat al in onze samenleving besloten ligt. De contemplatieve omwenteling in de theologie zou ook naar de politiek moeten worden doorgevoerd, wat Erik Borgman al voorstelde in Leven van wat komt. Onze samenleving is al goed. Laten we van daaruit vertrekken.
Is dit de politiek die we willen? Ja, want het ís onze politiek. Daar ben ik dankbaar voor.
Frits Hendriks